Roeping. Jaargang 25(1948)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 342] [p. 342] D.E. Wending Zijn komst Gij hebt den boog van uw woede in uw ijzeren hand gevat - toen Gij de pees proeftrokt tot een verbeten hoek, en ze, 't oog in vlam, losliet, zong ze een zang op het ivoor van de steng, op haar goudgeel snoer, om den bitsen pijl te nooden naar het hart van steng en snoer... Gij hebt den steilen boog in uw ijzeren hand gevat, als een vader zijn kind, als een man zijn bruid; Gij hebt den snakkenden pijl op de pees van uw woede geplant; in den koker springen zijn broers, dansen als Gij recht U richt... Ademloos hoort het land het snuiven van den boog die proefschiet, fel... steekt uw leven schuil achter rotsen, bergt uw lijf weg achter graniet, prangt uw hart vast op den rotswand, kleeft uw lijf in klammen nood - als zijn woede van den boog barst, bliksemen gaat zijn grimmige pijl, snort hij door den steen als stuifsneeuw, hart en lijf in, dat ge kromt; rijt uw weterij aan flarden, knakt uw zekerheid dat ze knerpt... de eene pijl berent den anderen, sisjaagt door de rots in het hart, tot de koker, leeggetoornd, zwijgt en hoorspiedt naar Zijn komst. Vorige Volgende