kan duren. Hier ligt alle geweld en alle zoetheid samengeperst, in het mengsel van een vreemd aroom, waaraan geen ontkomt. Die alles kan en alles durft, omdat Hij niets te wagen heeft, Hij nam hemel en aarde, als een die graan mengt in zijn schoot, en strooide de verzoening der wildste tegenstellingen over dit bladenveld, dat mijn geest stil staat - als langgeleden, toen ik plots voor de eerste klaproos stond: ineens sloeg de vlam door me heen en mijn ziel hing roerloos in het vuur.
Hem, wien gij eenmaal zijt tegengekomen, gaat gij nimmermeer uit den weg, Evangelie Gods; verbijstering binnen den klank eener predikende stem, verbijstering binnen de luttelheid van deze vellen, die amper een boek uitmaken.
Gij staat vóór mij, bij dag en nacht, overal en nergens: witte waarheid, die de zon verblindt, donkere dreiging, die den nacht ontzwart - zoete verlokking, die mijn hart vervoert; het wegsteelt, over dag en nacht heen, het tijdelooze binnen, het grenzelooze, den tuin Gods in; waar aan elke bloem ik mijn wezen herken, aan elken vogel, aan elken klont grond, die ademt van iets wat ik hier nergens vind, maar wat ik op den bodem weet van mijn bestaan - wanneer ik de eenzaamheid als een tent over me span, en daarbinnen de eeuwigheid eet als eenig brood en de oneindigheid drink als eenigen drank. Nu weer, de hand voor mijn oogen, is het me zoo; en dit Evangelie, deze waarheid alleen, is hooger dan de hemel, dieper dan de afgrond, wijder dan de zee. - Ik zit, van haar zelf gehemeld, geafgrond, gezeed, en acht al het andere hier buiten als een droom...
Twee roerlooze oogen in den nacht, lichtend uit zichzelf, alles zeggend, ook wat geen mond uiten kan; zoo staat gij vóór mij, recht vóór mijn bestaan, Evangelie Gods, macht boven alle machten, blijvend in uw hooge eeuwigheid en toch mij genaderd, vlakbij, dat mijn oogen in de uwe rusten - niets daartusschen als de stilte van het oordeel, van uw oordeel, Oogen Gods, die den brand aller geneugten binnen uw appels bergt en mee, op uw wimpers, zwaarteloos den titanenlast draagt van den allergruwbaarsten, onherroepelijken ondergang...