Roeping. Jaargang 25(1948)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Vic Reinders Aan Francis Jammes Ik lees Uw verzen, Jammes, en zie de kleuren van wierookblauw en goud van glanzend graan; ik zie U, schouwend, langs een zandweg gaan door eenzaam dorp met zon op groene deuren. Gij ziet de wereld aan met in Uw oogen den weerglans van den hemel en 't Fransche land; een kinderhoofdje streelt Uw zachte hand, een hond, een ezel geeft G'uw mededoogen. Uw kamer, geurend als verdorde bloemen, met d'erfkast: glanzend glas in donker hout, het scheemrend licht door ramen hoog en oud, de rust, die wij niet meer de onze noemen. Uw zinnen, zacht en klaar als regenbogen, die vredig tusschen aard' en hemel staan, manen den mensch den zeekren weg te gaan, waar 't hart de rust hervindt van Gods meedoogen. Vorige Volgende