Roeping. Jaargang 24(1947)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 664] [p. 664] Gabriëlle Demedts Puin Al de woorden die ik heb gestameld, blindlings bedroefd voor me heen, en de duizenden, machteloze tranen - eindeloze tijden geleên - gestort op de harde hand van het lot, mijn liefste, toen jij nog bestond, en God. En het zuivere lied, en de stromen tederheid gaand' door de nacht, - onaantastbaar, als 't leven der dromen - gaand' door de nacht tot elkaar... De ziel van mijn ziel, en zin van 't verdriet verpulverd tot puin in 't grondeloos Niet? [pagina 665] [p. 665] Gabriëlle Demedts 't Wordt herfst Daar, is het nu goed, Beminde? de laatste deur is toegegaan. 't Wordt Herfst. Geen schaduw hoeft nog opgezocht om rust te vinden... De zon is al ver-af gaan staan en 'k kan haar willig ondergaan. Nog schrikt me op een kind dat schreit en rukt mij uit dat ver gepeins, dat langzaamaan mijn ziel verwint, - en 'k zie verwonderd starend op een lege haard en lege hoop - maar dat, óók dàt, gaat weer voorbij... Vorige Volgende