Roeping. Jaargang 24(1947)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 616] [p. 616] Frans Babylon Voorjaar O ein'lijk waait de wind weer uit het Zuiden en stijgt een leeuw'rik naar de blauwe lucht; en in verweerde straten van 't gehucht lokken weer ventende zigeunerbruiden. En plots voelt men zich milder maar gevangen, vervloekt de boeken zelfs waarvan men houdt en zwerft nieuwsgierig naar het groenend woud, inplaats van naar de streken van 't verlangen. Wanneer in schemer later kinderen zingen, een ronde rosse maan verbaasd verschijnt, ontwaakt weer 't heimwee - dat ik dacht verkwijnd - om naar geheime plekken door te dringen. [pagina 617] [p. 617] Frans Babylon Herfst Wij hebben langzaam weer de oude laan genomen, de huishond achter ons, stil in de avondzon. 'n Bleke herfst verbloedt nu achter gindse bomen en faliezwarte vrouwen gaan voor de horizon. Als in een kloostertuin waar zich de stilte spon, zo vredig is de lucht en vol van droeve dromen; en ieder gouden blad, wanneer zijn uur gekomen, daalt als een souvenir traag naar het vocht gazon. De stilte tussen ons verkoelt... harten vol logen... en elk, beu van de reis, door 'n andere droom bewogen zou maar weer 't allerliefste naar de haven gaan. Maar door de somberheid van 't avondwoud verweekt, vergeet elk zich zozeer, dat men weer langzaamaan, zeer fluisterend, gedempt, onder de lucht die bleekt, over verleden tijd als over 'n dood kind spreekt. (naar Albert Samain) Vorige Volgende