Roeping. Jaargang 24(1947)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 604] [p. 604] T. Rovert In de herfst Voor Moeder V.E.-T. Die tijd-, en daarom lotgenoten zijn, 't Is vreemd zo d' een van hen de ander groet Met een gelukwens, als de vale schijn En schemer zich allengskens speuren doet. Zij weten beiden, dat het beste stuk, En zeker 't langste, van hun aards verblijf Voorbij is. Wat aan zorgen en geluk Hun toeviel, wordt een uitgespeeld bedrijf. Zich vleien met een ruime duur aleer Zij 't zonnelicht voor 't allerlaatste zien, Is kinderspel. Zij zijn geen kindren meer. Jaren zijn kort. Al zijn 't er driemaal tien, 't Is maar de helft van wat reeds henen vloot. De winst is dat men nader komt tot Een, Van wie geschreven staat dat Hij de dood Versloeg, het Leven zelf, het Doel waarheen Wij willen. Weze u Christus' Bloed en Vlees Tot blijdste gave op uw geboortefeest, Die de barmhartigen welzalig prees, De zuivren en die vreedzaam zijn van geest. Dit is mijn heil-wens, naar de oude zin Van 't woord. 't Is schoon. Het houdt veel zegen in. Vorige Volgende