| |
| |
| |
André Demedts
De taak van de katholieke schrijver
In de laatste maanden is in Vlaanderen, tussen katholieke en vrijzinnige schrijvers een strijd ontbrand, die veel oude twistvragen opnieuw heeft opgerakeld. Onvermijdelijk zijn er bittere woorden gevallen, die velen uit hun zachte rust opgeschrikt en natuurlijk mistevreden gemaakt hebben.
Moeten wij het met hen betreuren, dat er aan de katholieke schrijvers wederom enige aandacht wordt besteed, zij het dan ook om hun, op een min of meer fatsoenlijke manier, te verklaren dat zij een stelletje achterlijke duisterlingen en naar de geest onvrije huichelaars zijn? Sommige geloofsgenoten, wier goede inzichten wij kunnen noch willen betwijfelen, menen bevestigend te moeten antwoorden. Volgens hen is het beter geen herrie te zoeken, of als ze tegen hoop en wens toch is ontstaan, alles te doen of te laten om de rust te herstellen. Zij verlangen in hun vrede niet te worden gestoord, al is het sedert eeuwen bewezen, dat die vrede de christen slechts wordt gegund wanneer hij braaf als een machteloos diertje in een hoekje gekropen, zich zo klein mogelijk maakt om geen aanstoot te geven, zodat degenen die de aarde moeten bezitten, omdat zij met geen eeuwigheid wensen af te rekenen, kunnen vergeten dat hij bestaat, daar zijn bestaan hun anders een voortdurende aanklacht tegen hun opvatting van het leven moet zijn.
De christen heeft zich over zijn lot niet veel begoochelingen te maken. Indien hij zich niet wil schamen over zijn geloof en als het ware ervoor verontschuldiging vragen, zal hij om dat geloof - wars van grote woorden gezeid, - sommige gevolgen moeten dragen. Het feit is niet enig; de last treft ook de overtuigde kommunist en trouwens alwie zich op een absolute waarheid beroept. Waarom zouden wij pogen aan onze levensbestemming te ontkomen? Waarom ons zo houden, als we niet zijn; of iets willen zijn, dat we niet kunnen houden? Het christendom is altijd een teken van tegenspraak geweest; zijn aanhangers en tegenstrevers konden
| |
| |
er slechts anders over denken in perioden van verval, toen dikwijls de tijdelijke macht der christenen met een prijsgeven van de geestelijke waarden werd betaald.
Vooral op het gebied der literatuur hebben de katholieken, wij zowel als veel anderen, zich door de liberaliserende geest van de tijd laten misleiden. Verdraagzaamheid is een hoge deugd voor de christen, die als eerste verplichting het gebod der liefde werd opgelegd; maar het woord dekt een ander begrip, als het een verraad aan zichzelf moet beduiden. Jammer genoeg is het op die lakse onverschilligheid, om geen erger woord te gebruiken, dat andersdenkenden gewoonlijk een beroep doen, als zij verdraagzaamheid van onze kant bedoelen. Zohaast wij daarentegen, met alle verschuldigde eerbied voor ieders persoonlijkheid en overtuiging, ook op verdraagzaamheid tegenover onze wereldbeschouwing staan, worden we terstond als dwepers en drijvers naar de kaak verwezen.
Daarom is het beter, dat alle standpunten, en dus ook het onze, scherp en duidelijk worden gesteld. Dan alleen kan van de gedachte bezieling en uitstralingskracht uitgaan. Leven is strijden. De mens bevestigt zijn waarde alleen door zijn strijd. Toch is het klaar, dat die strijd niet betekent kleinzielig gekibbel, gekonkel in het donker of gevecht om 't gevecht, maar eerlijk streven naar waarheid en orde, gepaard met een oprecht gevoelen van hoogachting en welwillen, voor al degenen, die, zij het ook steunend op andere beginselen, zich inspannen voor dezelfde taak.
* * *
De twist waarvan we getuige zijn geweest, liep ten dele over vragen, die voor vrijzinnigen en katholieken terzelfder tijd gesteld, nooit tot een overeenstemmend antwoord van beide partijen kunnen voeren. Zo over de zedelijkheid in de literatuur, een probleem, dat slechts in het geheel van ieders wereldbeschouwing kan worden gesteld. Wij mogen ervan overtuigd zijn, dat hier geen overeenkomst, misschien zelfs geen begrijpen mogelijk is. Want begrijpen hangt niet uitsluitend van de goede wil der betrokkenen, maar ook van
| |
| |
hun wezensaard en gevormde persoonlijkheid af. Hoe kunnen wij ons indenken in de gedachtengang van anderen, als we niet op dezelfde manier bestaan en anders dan zij hebben geleefd? Hier stuit het verlangen naar eniging op de natuurlijke verscheidenheid af. Daarom blijft het hoofdzaak, dat wij eerst klaarheid scheppen tegenover onszelf.
Bezit de katholieke schrijver een eigen taak, of anders uitgedrukt, vervult hij als scheppende kunstenaar een opgave, die verschilt van degene die andersdenkenden zich stellen?
In zo ver als wij het inzien, moet het antwoord bevestigend luiden. Het katholicisme is iets anders dan een politieke of sociale ideologie, een wijsgerig systeem of een zedenleer zonder meer. Als het slechts dat moest zijn, zouden al degenen die sommige beginselen aankleven of voorschriften aanvaarden, katholieken zijn. Het is echter iets anders en wel een geopenbaarde godsdienst, waarmede een wereldbeschouwing is verbonden. Het geeft een bijzondere verklaring over het ontstaan en het doel van de mens, over de waarde en de zin van het leven. Het grijpt niet toevallig, niet slechts in verband met bepaalde problemen, in het bestaan van de gelovigen in; het richt zich voortdurend tot de volledige mens en beoogt niets minder dan hem een andere manier van zijn, niet van denken en voelen alleen, maar van leven en streven te schenken. Het stelt hem een geheel van geloofspunten voor, die hij moet aannemen, niet als veronderstellingen of mogelijkheden, maar als de enige waarheid over het zijnde, als hij katholiek wil heten; en het schrijft hem verplichtingen voor, die zijn zedelijk handelen leiden en bovendien ook zijn denken en voelen, zijn bewust en onbewust leven moeten beinvloeden en beheersen, als hij begeert niet alleen tot de kerkelijke gemeenschap te behoren, doch meer dan dat, het katholicisme in zijn volheid in zich te verwerkelijken.
Het katholicisme stelt vast dat de realiteit anders is dan anderen haar kennen en rechtzinnige gelovigen, die hun leven naar die opvatting richten, moeten ervaren dat zij niet zoals de andersdenkenden zijn. Beter of slechter? De vraag kan door ieder bij zichzelf beantwoord worden. Een reden tot verhovaardiging zal niemand erin vinden; voor wie de
| |
| |
Tambour
| |
| |
zuivere geest bezit zal om 't even welk antwoord een aansporing tot deemoed medebrengen.
Al wat in het katholicisme uiterlijk is, heeft er slechts in bijkomende orde iets mede te maken. Het zijn gaat voor het handelen, al drukt het zijn zich door handelingen uit. Doordien deze waarheid vaak vergeten wordt, is het in veel gevallen mogelijk, dat de katholieke tendenz bij katholieke schrijvers, hoe goed bedoeld ook, geen wezensuitstraling is, doch slechts opzettelijkheid en schijn van buiten.
Men kan zich tamelijk gemakkelijk een auteur indenken, die voortdurend op God en de christelijke beginselen beroep doet, zonder dat hij er zelf aan gelooft en zelfs een boek met een christelijke tendenz, dat in de grond niet christelijk is. De zedeles, die aan een werk wordt toegevoegd, verandert niets aan de conceptie ervan.
Ten andere, de letterkundige schoonheid is niet gediend van beschouwingen van buitenuit. Zij bloeit uit de wezensaard, uit het zijn van haar schepper op en kan slechts waarachtig en volledig christelijk zijn, waar zij een christelijk leven tot teeltgrond heeft.
De echte christelijke kunstenaar verhoudt zich ten overstaan van alle dingen anders dan de vrijzinnige, doordat hij met werkelijkheden rekening houdt, die voor ongelovigen niet bestaan. Theoretisch zou zijn werk de rijkste inhoud kunnen bezitten, hoewel er van die mogelijkheid zelden iets terecht komt, daar het katholicisme niemand terzelfder tijd met het geloof het kunstenaarschap schenkt. Van een andere kant is het even onjuist, zoals weleens luidop beweerd wordt en dikwijls bedekt te kennen gegeven, dat het katholicisme de vrije scheppingsdrang van de kunstenaar aan banden zou leggen en hem op die manier het voortbrengen van de hoogste schoonheid onmogelijk maakt. Wie ten gevolge van zijn geloof zulke belemmering ondervindt, heeft het katholicisme niet volledig gerealiseerd. Hij is niet katholiek door volle inleving en voelt zich niet alleen in zijn kunst, maar ook in zijn gewoon bestaan door veel belemmeringen gehinderd. De dubbelheid lag reeds in hem, voor ze in zijn werk tot uiting kwam.
| |
| |
Als we de geschiedenis van de letterkunde doorlopen, stellen we vast dat de door en door katholieke kunstenaars niet zeer talrijk zijn. In onze literatuur kunnen wij op het meeste werk uit de middeleeuwen, op Hadewijch en Ruusbroec bogen; de Gouden Eeuw schonk ons Vondel, de negentiende Gezelle. Velen die een katholieke kunst wilden scheppen, zijn er slechts ten dele in geslaagd. Na negentienhonderd jaar heeft het katholicisme nog niet veel meer dan een begin met de bekering van de mensheid gemaakt. Zijn grootste verwezenlijkingen zijn noch uit het aantal gedoopten, noch uit de veroverde machtsposities af te leiden, maar wel uit de handelingen van die gedoopten en de bestemming waartoe hun macht werd gebruikt. Ondertussen heeft het de wedloop met het ongeduld der mensen verloren. Negentien eeuwen wachten is lang voor stervelingen, die het paradijs niet aan gene, maar aan deze kant van het graf willen betreden. Velen keren zich ontgoocheld van het katholicisme af, omdat zij uitsluitend met zijn realisaties buiten zichzelf rekening houden en feitelijk dus nooit beantwoord hebben aan de eerste eis, die door het geloof wordt gesteld. Toch zullen zij de schuld van hun onbevredigdheid niet bij zich zelf, maar bij het geloof gaan zoeken.
Een schrijver, die zich niet alleen bij naam of naar uiterlijkheden tot het katholicisme bekent, zal spoedig ervaren dat hij een verantwoordelijke roeping op zich heeft genomen. Hij mag niet aanprijzen wat hij zelf niet wenst te worden; en ook niet toelaten dat hij zijn lezers bedot, omdat hij verwaarloosd heeft in zijn eigen geweten klaar te zien. Geen schijn, geen spel met woorden, maar ernstige mening en eerlijkheid wordt van hem gevergd. Tevens mag hij niet uit het oog verliezen, dat hij gemene zaak maakt met een groep mensen, die in het openbaar leven aan macht en aanzien verliezen en dat de afvalligheid van de gelovigen zodanig kan toenemen, dat de trouwe christenen tot een minderheid van de bevolking zijn geslonken. (Natuurlijk zou zulke teloorgang voor de kerk ook een loutering zijn, die de krachten voor een nieuwe opstanding vrij zou maken!) Hij zal voor velen een steen des aanstoots worden. Onvermijdelijk zullen de fouten van
| |
| |
zijn geloofsgenoten, de vergissingen en dwaasheden, de wreedheden en onrechtvaardigheden sedert eeuwen door katholieken begaan, ook hem worden aangerekend, al even zwaar als zijn persoonlijke tekortkomingen, die bovendien als argumenten tegen het katholicisme dienst zullen doen.
Een katholieke schrijver, die zich diep op zijn bestaan bezint, moet beseffen dat hij heel en al van God afhankelijk is. Hij blijft gebonden aan een realiteit buiten hem, waarvan hij zich niet mag verwijderen, indien hij als mens en scheppende kunstenaar, zijn levenseenheid wil bewaren. Wat hem over het zijnde werd geleerd, kan hij niet verwerpen of slechts gedeeltelijk aanvaarden; hij moet zich met een objectief wereldbeeld kunnen verenigen. Dan wordt hij als kunstenaar, wat hij is als mens; iemand die de waarheid en niet eigen verbeelding en verlangen tot leidsman heeft; iemand die leeft en schept niet in het ongewisse, dat sommigen vrijheid heten, maar in vanzelf sprekende trouw aan de wezensgrond der dingen.
Deze eerbied voor de werkelijkheid zal hem als schrijver voor de ergste overdrijvingen behoeden; zowel voor de vergoddelijking van de mens, door een verkeerd humanisme veroorzaakt als voor zijn ontluistering, die een gevolg van het pessimistisch naturalisme is. Hij zal hem ook toelaten een juiste houding aan te nemen tegenover het probleem van de zedelijkheid in de kunst. Waar een schrijver weigert sexuele taferelen tot hoofdmomenten van zijn kunst te maken, kan hij zich uitsluitend door morele motieven laten leiden; doch hij kan er ook afwijzend tegenover staan, niet alleen omdat het verboden is, maar omdat zijn kennis van de totale werkelijkheid hem leert, dat het sexuele dat overwegend belang niet bezit. In dit laatste geval gehoorzaamt hij aan een wet, die onmiddelijker bij zijn scheppingswerk is betrokken. Als hij de realiteit uitbeeldt, zoals het geloof ze hem toont, verbreekt hij nooit de hem gestelde orde, door meer belang aan het kwaad te hechten, dan het in feite bezit. Al scheppend moet hij zijn afhankelijkheid belijden en bevroeden dat hij nooit meer dan een herschepper is. Natuurlijk staat het hem
| |
| |
verder vrij, volgens zijn smaak en persoonlijkheid, zijn stijlvormen te kiezen.
Niet gelovigen zullen in die houding een verraad aan de vrijheid van de scheppende geest willen zien. Een katholiek vat haar anders op. Andersdenkenden zijn niet minder aan hun wereldbeschouwing onderworpen; niemand is volledig vrij, allerminst degenen, die de vrijheid zelf tot de hoogste van alle waarden uitroepen. De waarheid verplicht tot aanvaarden; maar die aanvaarding maakt niet klein. Wel kan de menselijke geest, die zichzelf moet overstijgen, dit losrukken als een tragische noodzaak ondergaan; maar eens de bevrijdende daad gesteld, weet hij dat zijn vroegere vrijheid op onderworpenheid aan een beperkte waarheid neerkwam, waar zijn huidige gebondenheid hem de vrijheid schenkt, die het erkennen van de volledige waarheid verleent.
Door die vrije gebondenheid van de katholieke kunstenaar, wordt het heelal, de schouwplaats van zijn kunst. Hij beseft de geringe waarde van zaken, die voor anderen alles kunnen overtreffen en het geweldige belang van andere, die voor niet christenen zonder betekenis zijn. Welke betekenis hebben literaire modes nog voor hem? Op het essentiële alleen komt het aan; op een oorspronkelijke uitdrukking van zijn manier van zijn; op een getuigenis van de waarheid en een vervulling van de roeping die hij op zich heeft genomen. Hij beseft de betrekkelijkheid van zijn doen en laten, de belachelijke zelfoverschatting van veel literatoren, vanuit het gezichtspunt der oneindige samengesteldheid van het leven beschouwd; en terzelfder tijd gelooft hij aan de onvergelijkelijke betekenis van zijn kunstenaarschap voor zichzelf, daar hij door kunst te scheppen, de verantwoordelijkheid voor zijn eeuwige bestemming op zich neemt.
|
|