Roeping. Jaargang 24(1947)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 234] [p. 234] Jan Klein Gebed om de rivieren Sterke God, die Uw vormende voet hebt geplant op de heide van Veluwe en Peel en het zand hebt gestoven in 't hart van dit land tot ons eigenste nuchtere deel, toen Uw glimlachen gleed over 't golvig geduin, zich verdichtend tot zeeschuimend mos, en Uw ogen tot poelen, Uw hart tot een tuin van dennen; toen alles zo los ge deedt waaien bij zon en bij wind, zonder scha, en zo vrij zonder schande geknecht, wij bidden U niet om een vreemde gena; wij vragen ons eigenste recht; het recht, dat Gijzelf hebt bepaald voor ons, God, door de dijken en duinen, die staan waar de lijn van Uw voeten, ons land en ons lot, werd verschoven langs vloeibare baan van rivieren en zee; door de kust, waar Uw hand heeft gebakend ons uiterst bedrijf: vrije mannen op 't water te winnen 't bestand voor onze eeuwige ziel en ons lijf; o God, de rivieren... gaaft G'ons die tot scha dat hun band ons zou houden geknecht? Och we bidden toch niet om een vreemde gena, we vragen ons eigenste recht. Om het heldenbloed, God, dat in Rijn, Maas en Waal met het onze zich mengde in één tij en de zeeën verengde tot slechts een Kanaal tussen 't Eiland en ons, maak ons vrij! Zie, ons nuchter zijn hijgde tot driestheid te hoog, dan dat 't hart zich verminder in haat: slechts van vrijheid de beeldstrakke vlam voert ons oog, onze liefde dit oorlogsgeláát; [pagina 235] [p. 235] wij hunkeren niet naar andermans scha, maar we willen niet worden geknecht: en we bidden toch niet om een vreemde gena, als we eisen ons heiligste recht. Oct. 1944. Vorige Volgende