een moment een ‘verloren man’ als Papini, tot hij als door ingeving het houvast vond in de enige zending in een religieuse renaissance van berustende, lovende, blijmoedige aard.
De betekenis van Timmermans ligt daardoor eveneens in het scheppen van een ander, een nieuw mens, omdat hij daar behoefte aan had. Ons heeft voor het merendeel voor ogen gestaan dat zijn romanfiguren slechts een heropleven van folkloristische traditie beoogden, terwijl het ons is ontsnapt dat zijn volks-dynamische verbeelding merkwaardig samenviel met de poging van Charlie Chaplin, langs het kluchtige om, de bedomptheid, de bedruktheid, het overdreven fatsoen, de sophistiek af te reageren.
De chaplinades van Timmermans bezitten nergens een acerb-critische toon en nooit heeft hij ze vereenzelvigd met een persoonlijk-psychologische ontleding. Het nieuwe bestond voor hem ook niet in een of andere conceptie van übermenschliche aard, het ander mens-worden stond hem voor ogen als een herbezieling van wat door de mensen van zijn tijd achteloos werd voorbijgegaan. Opnieuw ontdekken, niet een nog onbekende ontdekken. Aarde en leven als Gods schepping beschouwen en de verbeelding laten spelen met het geschapene tot meerdere glorie van leven en God.
Wat Papini verwezenlijkte, n.l. ‘la plus grande chose que l'homme puisse faire est d'ajouter de la vie à la vie, de l'esprit à l'esprit et non de grignoter, remastiquer, mâchonner les oeuvres des autres’, heeft Timmermans op zijn manier gedaan, d.w.z. een verlangen leven gegeven, waaraan een uiteengerukte tijd zich oprichten kan.
Wat hij zag was aanvankelijk de lichtvoetige, ontvankelijke, ontvlambare dagenmelker, de bewonderaar en aanbidder der aardse genoegens, de jonge, levensblije mens, de gelovige rabelaisiaan, de als 't ware ontkwetsbare, de volle geluksdroomgestalte, de kinderlijke vitalist: Pallieter. Dat hij aan die levensvolheid, aan die kinderlijke onwerkelijkheid moest retoucheren, kon niet uitblijven. Want boven het aardse beminde Timmermans God. Hij aanbad hem in het Kindeke Jezus en in Onze Lieve Vrouw, hij aanbad hem in de aanvaarding van de armoede, ‘de perel van het evangelie’. Op de