Roeping. Jaargang 24(1947)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Leo Boekraad Rijnland. De nacht sluipt binnen met fluwelen schreden, over het water ritselt een vermaan: tot in de waaier der verschrikte maan storten gelieven ijlings hun gebeden, opdat ook nu in dorpen en in steden als in hun hart de nacht in bloei zal gaan. De Rijn stroomt koel, korzelig en verbeten, van glorie noch verleden zich bewust; een schipper dwingt binnen de norsche rust van oeverrand en water zijn geweten tot in den slaap; van duisternis bezeten passeert hij hoeven, tot den dood gebluscht. De hond aan boord keft nijdig naar de boomen die dreigend zijn en doodelijk en zwart; de stilte luistert naar dit bonzend hart, dat uit rivieren moet zijn voortgekomen, wijl met zijn woest en ontoeganklijk stroomen dit bloed den weerstand aller grenzen tart. De polder slaapt. Op rotsen en op steenen gewet, kerft als het scherpste mes de Rijn de klei van Weypoort en van Nes: de avonddauw doet alles droevig weenen. Ik spring met veulens op te hooge beenen door dit verdriet, waaraan mijn dorst zich lescht. Vorige Volgende