mund (1930) tonen ons eveneens, dat de dichter zijn innerlijke zekerheid ten opzichte van morele problemen in die tijd nog niet teruggevonden heeft, terwijl daarentegen ‘Siddhartha’, althans tot op zekere hoogte, als een rustpunt in die innerlijke strijd beschouwd kan worden.
Zo wekken juist de rijpste kunstwerken van Hesse in den lezer zeer tegenstrijdige gevoelens op. Klinkt ons daaruit eenerzijds een ernstige stem tegen, die vermaant tot vroomheid, waarheid en liefde, ja tot ascese, aan de andere kant kwetsen zijn geschriften dikwijls in hoge mate het zedelijk gevoel, zodat de schrijver voor geen enkele groep volledig aanvaardbaar wordt, noch voor ernstige lezers, voor wie, alle andersluidende theorieën ten spijt, het schone en goede een natuurlijke eenheid vormen, noch voor de op sensatie beluste massa. Immers, het is den schrijver er volstrekt niet om te doen, op lagere instincten te speculeren, integendeel, het is hem diepe ernst met zijn voor ons vaak aanstotelijke theorieën.
Hier raken we een trek van Hesses persoonlijkheid, die zijn stempel drukt op het gehele oeuvre van zijn latere periode: de taaie volharding, waarmee hij gezocht heeft naar, men mag wel zeggen, geworsteld heeft om een geesteshouding, geheel aangepast aan de eigen persoonlijkheid. Daarbij komt de instelling van den geboren Protestant aan den dag, die niets aanvaardt, wat hij niet aan eigen aard kan assimileren, wat niet met zijn eigen ‘levensgevoel’ strookt. Immers dit is de moderne voortzetting van het vrije onderzoek, een uitbreiding en misschien verinnerlijking van dit oude Protestantse beginsel.
We zien dan in ‘Siddhartha’ den Brahmanenzoon achtereenvolgens het Brahmanisme in zijn priesterlijke en ascetische vormen, dan ook het Boeddhisme verwerpen, om langs een geheel eigen weg te komen tot een volstrekt eigen levensen wereldbeschouwing.
Deze lijn wordt gevolgd in ‘Narziss und Goldmund’ en, lag in ‘Siddhartha’ nog het voornaamste accent op de practische levenshouding, op het vinden van de innerlijke vrede, terwijl het denken zich oploste in een vaag monisme, in het latere werk, waar van het bepalen van een vaste levenshou-