een open oog heeft voor de fouten der eigen vrienden. Daarom kan deze ‘Voorproef’ gelden als een waardevol hulpmiddel voor een serieuze kennismaking met de spaanse geschiedenis, waarin het niet gemakkelijk is wegwijs te worden.
En toch ontbreekt er iets, misschien zelfs heel veel van datgene, wat een belangstellende lezer in het nieuwste boek over Spanje wenst te vinden. Op dit boek, dat geschiedenis geeft, zou immers volledig de definitie van geschiedenis toepasselijk zijn, zoals deze door Oscar Wilde is opgesteld: geschiedenis is de opsomming van datgene, wat niet gebeurd had moeten zijn! M. a.w. het boek is somber, omdat het de geschiedenis van Spanje slechts schildert in donkere kleuren, zonder enige belofte voor een betere toekomst. Spanje is niet alleen in hoge mate ziek, het is ziek zonder meer, zonder een rest van gezondheid. ‘Alles ligt vernietigd, zonder uitzicht op verbetering!’ Spanje beantwoordt in de laatste tientallen jaren - volgens den schrijver - aan de uitspraak van Calderon, dat het leven niets anders is dan een razernij, een hartstochtelijke kramp, een waanzinnige dooreenmengeling van heldenmoed en beestachtigheid. Nergens zien wij, dat er van het oude, van het grote Spanje nog iets zou leven. Noch in de figuur van Primo de Rivera, noch in Gil Robles of Calvo Sotelo, noch in Franco zijn sympathieke trekken te ontdekken, die als een weerspiegeling van het grote, maar nog slapende Spanje kunnen gelden. De lezer vraagt zich af, niet of onder Primo de Rivera en onder Franco wreedheden en fouten zijn gebeurd, de lezer vraagt zich af, of het bewind van Primo de Rivera en Franco - ondanks alle gebreken - toch niet beschouwd moet worden als een vooruitgang op de voorafgaande chaos. Op deze vraag geeft het boek geen uitsluitend antwoord, noch in positieve noch in negatieve geest.
Daarom zij met die voorzichtigheid, welke passend is een gecompliceerde kwestie gelijk deze, de vraag gesteld of Dr. Brongersma niet zoveel aandacht heeft besteed aan het donkere en duistere, dat het goede daardoor in het gedrang is gekomen. Wordt m.n. Ernesto Gimenez Caballero niet te veel eer bewezen, wanneer hij beschouwd wordt als de spaanse Rosenberg (p. 221)? Is in het licht van de thans bekende feiten de diagnose van Dr. Brongersma over het heidense karakter van de Falange nog vol te houden?
Men kan het betreuren, dat de ‘Voorproef’ reeds in 1943 werd afgesloten en eerst in 1946 werd uitgegeven. Dit wekt de indruk, dat men een boek in handen krijgt, waarin ook de nieuwste gegevens zijn verwerkt, terwijl het feitenmateriaal zich in werkelijkheid niet verder uitstrekt dan het jaar 1939, in welk jaar een enigszins verantwoord oordeel over de politiek van Franco nog zeer moeilijk, zo niet onmogelijk was.
Hoezeer wij dus in dit boek de volledigheid missen, toch zal het niet terzijde gelegd kunnen worden door hen, die zich een gefundeerd oordeel willen vormen over spaanse gebeurtenissen en toestanden, die de burgeroorlog hebben voorbereid en beëindigd. En omwille van de actualiteit mogen wij de wens uitspreken, dat Dr. Brongersma wellicht in de naaste toekomst ons een boek moge geven, waarin hij met evenveel objectiviteit waarmede hij nu rechts en links tegenover elkaar heeft geplaatst, de lichten de schaduwzijde van het Franco-bewind tegen elkaar weet af te wegen. Want dat is het boek, waarnaar katholiek Nederland uitziet.
Dr. A. GERATS M.S.C.