Strijdbare bundeling van idealen?
Mijn vriend Gabriël Smit schrijft naar aanleiding van het verschijnen van ‘De Tafelronde’ in ‘De Nieuwe Eeuw’ van 26 October 1946 o.m. het volgende:
‘Al is er aan de zeer vele tijdschriften, die sinds de bevrijding verschenen zijn, één toegevoegd dat een zeker katholiek signatuur draagt, de katholieke letterkundigen van vandaag beschikken nog steeds niet over een periodiek dat een veilige en tevens strijdbare bundeling en vormgeving hunner idealen in het vooruitzicht kan stellen’.
Ik meen mij veilig, zij het zonder veel strijdbaarheid, te kunnen veroorloven Gabriël Smit te wijzen op het bestaan van althans één tijdschrift, dat al een lange reeks van jaren een bundeling en vormgeving van idealen van katholieke letterkundigen heeft tot stand gebracht, en waarvan althans niet onbewezen mag worden aangenomen, dat het voor de toekomst onmachtig zou zijn tot op zekere hoogte - want het resultaat is altijd betrekkelijk - die taak te vervullen. Waar Gabriël Smit dit tijdschrift verzwijgt, zal ik het noemen: ‘Roeping’.
Gabriël Smit kent het toch? Hij heeft nog kort geleden een aantal gedichten aan ‘Roeping’ bijgedragen en ik meen daaruit te mogen besluiten, dat hij vond de vormgeving van tenminste zijn idealen met een voldoende mate van veiligheid aan de redactie van dit tijdschrift te kunnen toevertrouwen.
Dat iemands strijdbaarheid niet het volle pond ontvangt van ‘Roeping’ zal allicht waar zijn - hoewel ik deze opmerking nauwelijks van een pacifiek man als Gabriël Smit had verwacht -, maar is het wel strikt nodig om juist nu, terwijl de algemene weekbladen overlopen van strijdbaarheid en zo, een dergelijken eis aan een letterkundig tijdschrift te stellen?
Zeer zeker, men kan nòg verder gaan in het stellen van eisen aan anderen. Dat deed bijvoorbeeld Drs. Karel Meeuwesse, toen hij enigen tijd geleden in ‘De Nieuwe Eeuw’ schreef (ik moet uit het hoofd citeren), dat ‘Roeping’ er niet in geslaagd was om verschillende polen van het magne-