Boekbespreking
Dr. E.J.E. Huffer S.J.: Wiskunde. Berchmanianum-serie. J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik 1946.
De professoren van het Berchmanianum zijn op de gelukkige gedachte gekomen een serie verhandelingen te publiceeren over Wiskunde, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie, Empirische Psychologie, Paedagogie, Sociologie, Economie e.a. Het zullen geen werken zijn, waarin het zwaartepunt valt op datgene, wat aan wiskundige, natuurkundige enz. wetenschap wordt meegedeeld, maar op wat over deze wetenschappen gezegd wordt.
De doelstelling van deze serie is nl. de aard en de structuur, de methode en de middelen dezer wetenschappen te belichten. Dat beteekent dus, dat het in de grond der zaak wijsgeerige studies zijn. Want dat is juist de eigenaardige moeilijkheid bij het schrijven van soortgelijke werken: de auteurs moeten niet alleen de wetenschap, waarover zij schrijven ‘uit eigen wetenschap’ kennen, zij behooren ook wijsgeerig gevormd te zijn. Aan deze tweevoudige eisch voldoen de professoren, die aan het Berchmanianum, het wijsgeerig instituut der Paters Jezuieten, de bovengenoemde wetenschappen doceeren.
Van harte juichen wij deze serie toe. Bij de groeiende wijsgeerige belangstelling onder de beoefenaren van vrijwel alle wetenschappen is het te begrijpen, dat velen zich wenschen te bezinnen op hun eigen vakwetenschap. De algemeene wijsgeerige werken, ook zij die zich in het bijzonder met de wetenschapsleer bezighouden, geven vaak geen juist beeld van verschillende wetenschappen. De wijsgeer van professie staat nu eenmaal min of meer vreemd tegenover niet-wijsgeerige wetenschappen, hij kent ze alleen van buiten-af en goede werken, die hem zouden kunnen voorlichten over deze wetenschappen, zijn er helaas veel te weinig. Daarenboven gaan deze dan nog vaak uit van andere wijsgeerige opvattingen en het is in dit geval wel zeer moeilijk om uit te maken, wat van de visie op een wetenschap op wijsgeerige en wat op rekening van het eigenaardige der betreffende wetenschap geschreven moet worden. Er is dus alle reden tot juichen over de opzet van de serie.
Bijzonder verheugend is het nu, dat het eerste deel dezer serie zoo uitmuntend aan de opzet beantwoort. Het is geen uitvoerige studie, maar in het korte bestek krijgt de lezer inderdaad een goed beeld van de methode der wiskunde. Dr. Huffer voorzag zijn werk over de wiskunde van de ondertitel: ‘een deductieve wetenschap’ en aan deze titel blijft hij trouw. Op verschillende plaatsen laat hij zien, dat de wiskunde een deductieve wetenschap is en blijft, ook al wordt daar wel eens aan getwijfeld op grond van bepaalde in de hedendaagsche wiskunde toegepaste methoden.
Het werk is verdeeld in drie hoofdstukken resp. getiteld: grepen uit de geschiedenis der wiskunde, de probleemstelling in de wiskunde, de methodiek der wiskunde.
Bepaald lichte lectuur is deze verhandeling natuurlijk niet, al wordt geen andere wiskundige kennis dan die van de middelbare school vereischt. De schrijver is er echter in geslaagd het moeilijke onderwerp op dusdanig heldere wijze te behandelen, dat de niet-mathematicus, die zich door hem in dit gebied laat binnenleiden, hem goed zal kunnen volgen.
Wij zijn van meening, dat Pater Huffer met dit werkje een tweevoudige verplichting heeft geschapen. Allereerst zullen de volgende deelen van de serie op een hoog plan dienen te staan, willen zij geen terugval beteekenen tegenover het eerste.
(Wij hopen overigens - en we willen dit nog eens nadrukkelijk onder de