Roeping. Jaargang 23(1946)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 419] [p. 419] Hans Berghuis Voorbereiding tot de liefde II Voor Roodkapje En in de herfsten zult gij appels rapen zoals dat vroeger in uw kindsheid was en in de weiden stoeiend met de knapen op blote voeten lopen door het gras. en manden vol met warme vruchten plukken, reinetten, bonnes louises, bellefleurs, die even in uw handen als verrukte rijpe tijdsegmenten rusten en wier geur zwaar in uw kamers later zal volgroeien maar gij zult dan in storm en vroege kou de dorre ranken van de wijnstok snoeien. soms zal een oogwenk lang een helder blauw doorbreken in het grijs der grauwe luchten, gij zijt weer kind en ziet verwonderd dat kraanvogels haastig naar het zuiden vluchten gekrenkt van weemoed en het herfsttij zat. de blaren rotten tot een dof karmijn, de wormen zullen het van lijken winnen, alleen úw leven zal bestendig zijn de voorbereiding tot een groot beminnen. wees sterk opdat het sterven van de dagen u nooit in weerloos vrezen overmant, opdat het spitsuur van de twijfelvragen uw hart in afweer vindt en goed verschanst. En in de hefsten zult gij appels rapen zoals dat in uw verre kindsheid was en in de weiden stoeiend met de knapen op blote voeten lopen door het gras. [pagina 420] [p. 420] Hans Berghuis De nederlaag I Zijn liefste dromen heeft hij een voor een begraven toen zij waren omgekomen. nadat hun dood hem alles had ontnomen, ging ook zijn laatste gast, de vreugde, heen. geen vogel op het dak was ooit zo alleen als hij geweest is in het grote stromen van wind, water, wolken, wilde fantomen: een eenzaamheid die zonder einde scheen. tegen dit lot heeft hij zich woest verzet, geen voorschrift telde meer dan deze wet: bied weerstand of wees weerloos en verloren. de leegte echter die hem overwon bedacht een wrede wraak die zo begon dat zelfverachting in hem werd geboren. [pagina 421] [p. 421] II En elke kleine mildheid werd verbeten en 's morgens had hij vloeken voor de dag, sindsdien beminde hij alleen de nacht, de slaapgenoot die alles doet vergeten. vaak als hij aan de bosbeek was gezeten en, langzaam wijkend voor God's overmacht, bijna tot een verzoening was gebracht, werd hij gekwetst door schrille vogelkreten. maar eenmaal zal het laatste visioen hem in zijn slaap zonder geluid bespringen en 's ochtends bij zijn dagelijkse doen zal in zijn hart opnieuw een lied gaan zingen: de van het laatste visioen vervulde zal wind, wolken en water weer gaan dulden. Vorige Volgende