Roeping. Jaargang 23(1946)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 350] [p. 350] T. Rovert Straks Straks als ik dood ben, en die starre planken, Zes in getal, zich voegen om mijn lijf, Dan sterven van dit ondermaans bedrijf Gelijkertijd de veelverscheiden klanken. Hoe zal het zijn? De dienst van spijs en dranken Verloor zijn zin en doel in dit verblijf. Het hart viel stil. De leden werden stijf. Geen roering in de strakgestrekte flanken. Geen oogslag meer op bloemen en op kruiden, Noch tasten of beweeg van hand of voet. Het oor, zo gretig eens, vangt geen geluiden. De reuk verging. Het immer stromend bloed Liet zich zijn eindelijke rust beduiden. De rust. Alles is stil. Alles is goed. October 1942. [pagina 351] [p. 351] T. Rovert Van de goede dood O goede Dood, als gij komt aangetreden Aan 't scheemrend einde van mijn levenspad, Hoe zal ik dan wel zijn zo moe, zo mat, Dat mij niet lust te keren op mijn schreden; Dat mij niet lust, uw langgewachte vrede, Uw donkre doorgang naar de lichte Stad, Kon 't zijn, te ruilen voor de schaamle schat Van dezer wereld bleke heerlijkheden. Gelijk een vogel, moe van lange vlucht, In 't donker bos op veilge tak gezeten, De zoele lusten van de zomerlucht, De wolken die zijn wiekslag heeft gemeten, Om 't milde slapen na het daggerucht En om een lichte droom wel wil vergeten. October 1942. Vorige Volgende