mingen en emoties afweren of heiligen, minder reden dan voor werken die in concertzalen weerklinken. Teruggrijpend naar ons citaat en motto kunnen wij dan ook niet laten op ònze beurt te veronderstellen: ‘Zoo ooit latere tijden weer tot liefde en begrip voor hun vaderlandsche muziek zullen teruggekeerd zijn - zij zullen met vreemde verwondering terugzien op dezen tijd die een Nederlandsche hulde aan den Nederlandschen Kardinaal heeft willen sieren met een buitenlandsch Te Deum’.
Voor wie de Nederlandsche muziek is toegedaan, moet de muzikale omlijsting van de plechtigheid in Tivoli op 28 Febr. jl. een smalle schaduw geworpen hebben over de lichtschijn van dien historischen dag. Hij mag dankbaar zijn voor de werken van Andriessen, des morgens gezongen; hij mag bovendien een vurig bewonderaar zijn van Mozart en Bruckner; hij moet het niettemin betreuren dat op dit bij uitstek Nederlandsche feest geen recht wedervoer aan Neerlands klinkend verleden. In stede van het hier totaal misplaatste Exultate had hij een motet willen hooren uit de Gouden Eeuw onzer Polyphonie, en het Te Deum zijner keuze was ditmaal niet van Bruckner geweest, maar van Alphons Diepenbrock.
In 1897 ontstaan, is dit sublieme, bruisende werk met heel zijn juichende stuwkracht en vaart voor grootere scharen toegankelijk dan menige andere compositie van den meester. Een protest tegen 't Marxisme, heeft Diepenbrock zijn Te Deum zelf eens genoemd, en die term mag dan al meer zeggen over de religieuze hoogte van den mensch die ‘protest’ kon aanteekenen op dergelijke wijze, dan over het werk zelf - zeker is, dat hier een extatische triomf wordt behaald op al wat materialistisch is en aard-gericht.
Boven het dalend tetrachord dat, met een groei van ritmische varianten, het bondige ostinate motief vormt waarop een groot deel van de compositie is gebouwd, ontwikkelt zich het geniale thema dat als een rondo-refrein en een zege-fanfare weerkeert tot vijfmaal toe, het laatst - enkel door pauken begeleid! - in 't magistrale ‘In Te Domine speravi’.
Den classicus, den aan Palestrina en Wagner geschoolden vocalist en den aan Katholieke liturgie gebonden aestheet