Roeping. Jaargang 23
(1946)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Jan Derks
| |
[pagina 93]
| |
Den roof, die 't volk heeft uitgeschud,
beantwoordt hij
met roof, die 't in zijn weerstand stut:
hij maakt weer vrij,
wien honger eerst geen keuze liet.
Hij treedt 't verraad terzij en schiet,
waar 't van zijn bloedgeld teert en smeert.
Hij hitst, ontmaskert, saboteert.
O, vrijheid, vuur, dat in ons brandt
en ons verteert,
wees dan door ons voor 't vaderland,
verdrukt, verheerd,
een vlam, die op den einder staat
als 't gloeien van den dageraad,
en vaan, die uitwaait na den strijd
als standaard van den nieuwen tijd.
| |
[pagina 94]
| |
De tijden worden goedO, Nêerland, 't mocht aan 't end
toch weer ter kim gaan dagen.
Het lot heeft zich gewend:
de vijand is verslagen!
Nu dan in godsvertrouwen
de toekomst tegemoet,
't geteisterd land bebouwen -
De tijden worden goed!
Een nieuwe strijd vangt aan.
Het recht zal hem bestieren,
de vrijheid schrijdt vooraan
en onder zijn banieren
staan wij, door 't leed genezen
van 't kwaad, dat splijten doet,
als één man opgerezen -
De tijden worden goed!
O, Nêerland, 't mocht aan 't end
toch weer ter kim gaan dagen.
Het lot heeft zich gewend:
de vijand is verslagen!
En 't bloed, dat werd vergoten
- het zaad, dat kiemen moet -
is duizendvoud ontsproten -
De tijden worden goed!
|
|