Roeping. Jaargang 23(1946)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Anton van Duinkerken Zondagochtendhymne Ik heb mij gestoken in 't Zondagsche pak en ben onderweg naar de kerk. De zon was vroeg wakker. Een leeuwerik schoot haar verliefd tegemoet over 't zwerk. Dit, Heer, is de dag van Uw rust en Uw vreugde om de goedheid van 't vruchtbare werk. Het zandpad is rul van standvastige hitte; de dagen zijn thans op hun droogst. Alom kleurt een weelde van bloesemend onkruid de velden, die golven van oogst. Haast hoorbaar gedijen de vruchten der aarde; daarin klinkt Uw juichkreet het hoogst: Uw stem uit den hooge, die zwoegde in de stilte van 't wonder-geschapen licht, Opdat, wat zijn wezen, meteen ook zijn glans kreeg uit licht van Uw aangezicht. O, God van den Zevenden Dag. In mijn hart wordt Uw blijdschap een helder gedicht. Ik voel mij verwant aan den adem der dieren die boven de weilanden trilt En enkel gehoorzaamt aan 't stroomende leven zooals Gij dat zelf hebt gewild, God zonder verstarring, mijn levende God als een eeuwige zeebranding zilt. Om den smaak van uw ruischende heerlijkheid op mijn tong, die Uw heerlijkheid proeft, Gelijk Gij door 't stille van 't vruchtbare land een voor voor de wateren groeft, Is mijn ziel, nu zij hunkert naar 't zaad, dat Gij zaait als een landschap, dat water behoeft. [pagina 7] [p. 7] Blijft bij mij, vanochtend, gemeenzame God en leer mij Uw goedheid verstaan, Ik wil met Sint Pieter te Rome zijn, met Sint Jan naar het eiland gaan Of hoog met Sint Paulus op 't uiterste scherp van den Griekschen Akropolis staan, Om luid te getuigen van Uw altijddurend en zeegnend aanwezig zijn! - Temidden der Zondagsche vreugden van 't volk zij mijn lied het eenvoudig refrein Op den jubel van 't Lam, dat de kinderen kent en ze lief heeft in brood en in wijn. Vorige Volgende