Roeping. Jaargang 10(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 887] [p. 887] Santiago di Compostella. O Santiago, heilige Gods, die ver van Limburg resideert te Compostella op de rots te midden van donkere Spanjaarden en, voor vandaag tenminste, één enkle Limburger, één blondgehaarde doodonnoozele boeredorps-jongen, ik heb nog nooit als deze dag tot U zooveel gebeden en zoo hard, knalhard, ‘Limburg mijn Vaderland’ gezongen: vandaag ben ik op Uw glorieuse feest het gansche Bronsgroen Eikenhout geweest! Ik mag niet zeggen dat mijn Onzevaders zwaarder wogen als die der duizend senhors en senorita's: Gij hebt niet ééne keer Uw zeer grof wenkbrauwhaar noch Uwe lippen noch de appels Uwer oogen welwillend onder mijn gebed en dat van hen bewogen - roerloos als de breede kaarsen stondt Gij op Uw altaar. Maar toen ik luidermonds ons lied aantrok, toen Limburgs naam klonk als een torenklok - zoo hard bijna tenminste, maar op geen stukken na even zuiver - toen leek 't me dat in de plooien van Uw rok iets kwam als stille, wonderbare huiver; en ik zag Uw oogen zoekende gaan, rechtop moest ik voor duizend menschen staan - tezelfder stond ontdektet Gij mijn roode, ovenwijde, luidende mond! Ik keek U vragend aan bij het laatste couplet - toen wist ik dat we elkaar haarfijn verstonden: er werden oudtijds volgens harde wet veel poenitenten naar Uw voet gezonden [pagina 888] [p. 888] uit allerhande land, voor allerhande straf - uit Limburg kwamen ze elk jaar met bosjes af! Mijn lied van Limburg riep herinneringen wakker: Gij zaagt er in Limburg schop en ploeg neerleggen op den akker zij sneden zich een pelgrimstok, zij hingen een bedelzak om en begonnen dan gaandeweg boete te doen tot bij Uw heiligdom - daar reikten zij Uw rechtervoet hun lippen ten plechtigen zoen. Dan zei elkeen: ‘Ik kom uit Limburg, Santiago, waar ze U Sint Jacob noemen, Sint Jacob in den Oogst, omdat op Uw dag het koren rijp is en de zon 't hoogst te branden staat over de landen; maar nu zeg ik tegen U: Santiago, in het Spaansch. Het is om een beetje huisvredebreuk, het is om een klein beetje slaans en mijn eeuwig groote mond, dat men mij duizend uren met deze palster en bedelzak naar U heeft moeten sturen - ik heb er zooveel spijt van als er haar staat op een hond!’ - Maar nederig verzweeg elkeen zijn armste ellende: hoe hij met water in een kruik langs Frankrijks wijnbergen trok, en duizend uren lang een wurgende droge brok, in zijn bedelzak droeg, alsof hij geen Fransche taveernen kende - hij mocht slechts een enkel onnoozel woord met kluizenaar of bleeke monnik praten, terwijl zoo menige zonnige meid hem tegenkwam in de straten - - dit alles verzweeg hij U - en Gij zaagt hem diep in de ziel! Hij verzweeg U meteen dat hij terugkwam naar Frankrijk, vrijwillig, omdat hem dat land zoo beviel!! [pagina 889] [p. 889] Dit riep mijn lied voor U terug in kleur en klanken - het deed U een deugd die de duizend zagen, Uw lach was een vriendelijk danken. Toen werd ik gelukkig op de plaats waar ik blozende stond omdat Gij als vroeger Uw welbehagen in een Limburgsche dorpsjongen vondt. PAUL VAN H. Vorige Volgende