Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 806]
| |
KroniekAnnexionisme......Onder voorzitterschap van Prof. dr. H. Burger werd vanaf 22 Mei j.l. te Utrecht de Dietse Landdag gehouden, de derde in de reeks landdagen, door de ‘Nederlandse Unie’ beurtelings in Vlaanderen en Rijks-Nederland ingericht. Na een begroetingsmiddag en een ‘nederlandse film’- avond onder leiding van de heer A. van Domburg, hadden Zondagmorgen 23 Mei de sectievergaderingen plaats (een uitmuntend geslaagde historiese onder voorzitterschap van dr. Moller, waarin Pater dr. D.A. Stracke S.J. sprak); in de algemene middagvergadering voerde Prof. Vlamynck (Kiel) het woord over de grootnederlandse politiek van Willem de Zwijger en tenslotte hield Prof. Burger de rede, waarover wij in ons vorig nummer het een en ander schreven. Voor zover de reeds genoemde namen nog geen voldoende garantie zijn, moge mijn verzekering gelden, dat er in Utrecht een uiterst net gezelschap bijeen was: hoogleraren en journalisten, zakenlieden van standing en Kamerleden (nederlandse en ‘belgiese’), geesteliken en socialisten, advokaten, ja zelfs advokaten-procureurs. De hoogeerwaarde heer Deken van Utrecht zetelde in de aanbevelingscommissie, waarin Professor Pompe en Jan Engelman niet ontbraken. Alles bijeen: een uiterst net gezelschap, ter vergadering uitmuntend en geestig gepresideerd door Prof. H. Burger.
Ziedaar echter, dat zich ons aller vriend, de driestar-redakteur van de ‘Volkskrant’Ga naar voetnoot1) ernstig ongerust maakt. Hij is op de landdag zelf niet aanwezig geweest, hoewel ook hij tot de bekende en uitmuntende journalisten van ons land behoort. Maar hij heeft een verslag gelezen, de pen ter hand genomen en een artikeltje geschreven, waarin hij verklaart ‘zorgen bij de vleet te hebben.’ Dat is natuurlik allemaal weer het gevolg van die ellendige malaise (zie Max van Poll: Crisis en Herstel, deel II, derde hoofdstuk: De gevolgen: De sovjet-russiese bedreiging, enz., ‘de driestar-redakteur van de R.K. Volkskrant heeft zorgen’). ‘Industrie en landbouw’ moet hij op de been houden en hoofdartikeltjes schrijven voor zijn krant. Het artikel eindigt: ‘Daarom moet de beweging, welke men in ons land maakt, levendig worden betreurd en als niet ongevaarlijk gesignaleerd.’ Daar zit nu het net gezelschap, aanbevolen door de Deken van Utrecht, | |
[pagina 807]
| |
Mag. Alb. C. Doodkorte O.P., Pastoor Lagerwey, Pater de Veer, Prof. Pompe, om alleen maar enige katholieken te noemen...... Levendig betreurd en niet ongevaarlik. Gewogen en te licht bevonden, door lang niet de eerste de beste......
Intussen: men kan met de ‘ernst’ en de ‘zorgen bij de vleet’ van deze lieden geen ernst maken, zo lang zij in staat blijken in enkele regels schrift zoveel ondeskundigheid en volslagen onjuistheid uit te stallen, als deze driestar-redakteur doet. Iemand die van de stand van zaken, om niet eens te spreken van de bedoelingen, zo weinig afweet als deze auteur, kan men nauweliks te woord staan, - hetgeen ik dan ook niet doen zal.
Slechts één passus - buiten de Dietse Landdag omgaande - verdient even naar voren gehaald. Zij luidt: ‘Men herinnert zich den tijd toen België aanspraak maakte op deelen van ons land: Zuid-Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen, en de eenstemmigheid waarmee heel ons volk zich tegen dien toeleg verzette. Maar hoe zou men het gevonden hebben, indien in die periode Limburgers, voorstanders van de aanhechting van België, zouden hebben samengespannen met de Belgen en te Brussel of elders voor die aanhechting zou hebben betoogd?Ga naar voetnoot1) Welnu, welke recht hebben wij, Nederlanders, om wijziging te willen brengen in den staatkundigen toestand van België en de extremisten onder de Vlamingen in hun afscheidingspogingen de behulpzame hand te bieden?’
Inderdaad: wij herinneren ons...... maar wij maken verder van onze hersenen gebruik op de door God gewilde wijze, en stellen geen twee zaken op één lijn, die niets, maar dan ook helemaal niets met elkaar te maken hebben. Origineel is de bekende driestar-redakteur overigens geenszins: de niet minder dan hij bekende belgiese socialist Huysmans is zijn voorganger. Deze illustre voorganger van de katholieke journalist betoogde in een den herinneringsrijken ‘Volkskrant’-schrijver niet onbekende vergadering te Amsterdam, dat er geen belgies annexionisme bestaat, maar wel...... een nederlands, dat beoogt Vlaanderen bij Nederland te annexeren. Dat er geen belgies annexionisme bestaan zou hebben, gelooft zelfs de driestar-redakteur niet. Maar het kan nuttig zijn hem - niet onze lezers - summier te wijzen op zijn onjuistheid: dit belgies annexionisme en de grootnederlandse idee en beweging op één lijn te stellen. | |
[pagina 808]
| |
Het belgies annexionisme van 1830-1839, van 1880, 19161, 1918, 1919 en 1920 en volgende jaren beoogt: aanhechting aan België van histories nederlands territoir tegen de wil van de nederlandse bevolking; dit annexionisme is officiëel door de belgiese regering en de belgiese Koning geleidGa naar voetnoot1) om Belgie's ekonomiese en militaire belangen te dienen. De grootnederlandse gedachte van Willem de Zwijger, Koning Willem I, Borms en dr. Moller beoogt het nederlandse volk in Rijks-Nederland en Vlaanderen zijn volle rechten te geven. Dit is den leiders van een volk niet slechts een recht, maar strikte plicht en taak. Hier is geen sprake van, dat de nederlandse staat in aangelegenheden van de belgiese staat ingrijpt; het nederlandse volk bemoeit zich met...... zichzelf. Dat God dit ene volk van Dollard tot Duinkerken laat wonen, is een onomstootbaar feit. Dat het zuidelik deel van het nederlandse volk zich verzet tegen een belgiese regering die dit volk verdrukt en zedelik, godsdienstig en ekonomies te gronde richt, niet slechts recht, maar plicht. Dat het nederlandse volk in de staat Nederland belangstelling toont, niet recht, maar plicht. Indien de Nederlanders in België afscheiding wensen, wensen zij dat allereerst, niet wij. Tegen zijn wil zal geen vlaamse Nederlander in het Rijk Nederland worden opgenomen. Een - eventueel - grootnederlandse staat stichten, dient na rijp beraad en onderling overleg te geschieden met volledige instemming van de natieleiders der beide partijen.
Maar wie zal hun betwisten thans, na honderd jaar belgiese onderdrukking, theoreties recht te hebben op een eigen staat als hun natuurvoortkomstig recht? Of, wanneer, hoe en met welke middelen zich dit alles in werkelikheid zal realiseren, is een andere vraag, die op 't ogenblik nog slechts in discussie is, hoewel de geschiedenis voortgaat. Maar legaal en rechtvaardig zullen deze middelen blijven, terwijl doel en middelen van het annexionisme uit hun aard illegaal en onrechtvaardig zijn.
Het komt ons voor, dat van enige analogie tussen het belgies annexionisme en de grootnederlandse beweging geen sprake is: het belgies annexionisme heeft als doel: ekonomiese, politieke en militaire versterking van de staat België ten koste van een andere staat; als middel: gewelddadige overname van souvereiniteit over Nederlands territoir. De grootned. beweging heeft als doel: verwerkeliking en uitbloei Van het wezen van gans het nederlandse volk. Dit is een natuurrecht. Het middel zal afhangen van de omstandigheden, maar zal in elk geval wettig | |
[pagina 809]
| |
en rechtvaardig blijven, al kan het zeer wel de belgiese staat het bestaan kosten. Dat de staat in diepste wezen een middel is in handen van het volk, niet omgekeerd, zal langzamerhand zelfs de bekende journalist wel weten.Ga naar voetnoot1) In een - niet afgedrukte - beschouwing van een onzer bekende juristen las ik Huysmans' stelling gekarakteriseerd als ‘een perfide leugen’. Voor de suggestie van de bekende journalist heb ik geen andere kwalificatie, tenzij die van domheid. 10 Junie '32. GERARD KNUVELDER. | |
Is, Querido, †De figuur van Querido hoort tot de meest omstredene uit onze letterkunde: verworpen als rim-ram en slechts enkele regels waardig gekeurd bijvoorbeeld in de litteratuur-geschiedenis van de Vries-Greshoff, is hij door anderen bewonderd en verheerlikt als een onzer allergrootste schrijvers. Ons oordeel staat zonder de minste twijfel aan de zijde der bewonderaars met déze reserve, dat de mateloosheid in Querido hem veelal verleidde tot een overdadig-woekerende stijl, die de lectuur van zijn werken vaak tot een beklemming maakt. Een epies visioenair in wie een innig en hartstochtelik lyricus schuil ging - en ik vraag mij af, of deze laatste niet het eigenlike, het diepste wezen van deze Joodse mens was. Zijn onmiskenbare ijdelheid was slechts de keerzijde van een intense behoefte aan waardering, aan bewondering van zijn inderdaad grandioos oeuvre. En is deze behoefte niet een teken van een overheersing der zachtere, diepe gevoelens der ziel? Is Josua Hereira de oude Jood uit zijn ‘Volk Gods’, niet de belijdenis van Querido's diepste wezen: een vurige èn tedere hunkering naar een rijk gevoelsleven, een leven gewijd aan de God der Vaderen? Ik houd de herinnering aan deze Jood, die tegelijk een goed Nederlander was, levend: om de breedheid en mildheid van zijn geestes- en gemoedsleven. Aanschouwe deze Josua Hereisa thans de God zijner Vaderen, die ook onze God is, in de overweldigende gloed der Schoonheid, die hij hier op aarde zo hartstochtelik liefhad. GERARD KNUVELDER. |
|