Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 773]
| |
Concept-program R.K. Staatspartij
| |
[pagina 774]
| |
deze Staatspartij ers vrijwel geheel. Zij staan buiten de sfeer, de atmosfeer van hun tijd. Van de gehele revolutie van rechts hebben zij minder notie dan de eerste de beste duitse boer; zij zullen niet in staat zijn in de katholieke ‘revolutie van rechts’ de leiding te nemen. Ook op deze heren, die een R.K. Staatspartij wensen waarin bijv. ook de inzichten en belangen der Blomjousianen ontzien worden, past de ondubbelzinnige kritiek van Professor Gerretson's Tilburgse rede: ‘De zaak is, dat de historische democratie, om zich politieke gelding te kunnen verschaffen, genoopt is geweest zich te voegen in het kader van het bestaande stelsel, de leiders der rechtsche partijen waren in hun staatsrechtelijke opvattingen leerlingen van liberale meesters; ongemerkt hebben zij zich met het bestaande stelsel vereenzelvigd. Dit verklaart het tragisch-komisch verschijnsel, dat nu dit stelsel schipbreuk lijdt, zijn voornaamste verdedigers onder de officieele leiders der rechterzijde worden gevonden. De tegenwoordige regeerderszijn meerendeels liberalen, die de consequentie van hun beginselen niet aandurven; zij voelen zelf hunne maatregelen niet als inleidend tot eene gewijzigde orde van zaken, maar als noodmaatregelen van voorbijgaanden aard’Ga naar voetnoot1). Dit zelfde geldt van de officieele leiding der R.K. Staatspartij, in handen o.a. van leden der R.K. Kamerfractie die een liquidatie-‘regering’ duldt als - enfin, als de zittende. Overigens: zij hoeft niet omvergestoten: zij is vermolmd tot in haar grondvesten en zal op zekere nacht wel ineenglijden, zonder veel gekraak.....
Maar het is niet aan dit verband met de gehele westeuropese gang van zaken, dat ik, Banning citérend, dacht. Ik dacht aan de buitenlandse politiek-in-engere-zin, zoals | |
[pagina 775]
| |
die op het Ministerie van Buitenlandse Zaken en (ruim genomen) van Koloniën behartigd.... dient te worden. En wie nu over dit onderdeel het conceptprogram 1933, met name II 3 leestGa naar voetnoot1), staat wederom verbaasd over het karakterloze, ook van dit onderdeel. Ik heb beproefd mijn mening te geven in de vorm van commentaar; het is vrijwel onmogelik aan deze chaos een beschouwing vast te knopen. Dit onderdeel mist volkomen de helderheid en klaarheid die van een program geëist mogen worden, mist zo volstrekt mogelik iedere Anklang aan hetgeen leeft onder de jongere generatie katholieke Nederlanders. Ik zie af van commentaar, en geef enige positieve stellingen voor een eventueel behoorlik concept-program; zij zullen daarin behoorlik gegroepeerd moeten worden. | |
1. In het buitenlands beleid herstelle Nederland tegenover alle staten zijn neutraliteitspolitiek van voor den oorlog.Opmerking: De z.g. ‘zelfstandigheids’politiek van Van Karnebeek en opvolgers bleek een opportuniteitspolitiek, koketterend met de actueel meest machtige. Dit heeft reeds grote nadelen voor ons land meegebracht, en zal nog meerdere meebrengen. De door Struycken bij herhaling aanbevolen neutraliteitspolitiek bezweert deze gevaren. | |
[pagina 776]
| |
2. Deze neutraliteitspolitiek worde ook hersteld voor wat betreft het bestuur der overzeese gewesten.Opm.: Nederland dreigt - tengevolge van het onder 1 opgemerkte - steeds meer tot samenwerking met Frankrijk inzake ‘koloniale’ aangelegenhedenGa naar voetnoot1) gedreven te worden. Op de gevaren hiervan heeft Struycken afdoende gewezen. | |
3. Bevordering van de ekonomiese, sociale en politieke zelfstandigheid van alle volken van Indonesië, in het belang dezer volkenGa naar voetnoot2) binnen de Rijkseenheid.Opm.: De motivering hiervan zie men in mijn ‘De Mythe Nederland’, deel III. In het concept van de Staatspartij ontbreekt ieder woord over Indië! Of moet men het ook hier doen met de kost van voor vier jaar? | |
4. Indien België dit wenst: herziening van het verdrag van 1839 zonder openlike of gecamoufleerde overdracht van nederlands territoir aan BelgiëGa naar voetnoot3) of last van servituten op nederlands grondgebied. Nederlandse tegemoetkomingen dienen op de bazis van het weder- | |
[pagina 777]
| |
kerigheidsbeginsel te worden toegestaan. De voordelen van zijn natuurlike ligging offere Nederland nimmer aan België op.Opm.: Dus geen Moerdijk- of pseudo-Moerdijkkanaal. De formulering in het concept-program laat restlos toe: het graven van dat (pseudo-) Moerdijkkanaal, dat door het nederlandse volk van het Zuiden en het Noorden is verworpen! Hieraan toe te voegen de slotalinea van II § 3: ‘Verbetering’, enz..... | |
5. Handhaving - tot een hoger lichaam hiertoe in staat is - van 's lands zelfstandigheid door middel van een krachtig leger en een krachtige vloot.Opm.: Hoe dit leger gevormd moet worden, is een twede kwestie. Deze bepaling volge op II § 2 van het concept, waarbij zich alleen de vraag laat stellen, of het geen tijd wordt gans Europa te wapenen voor een kruistocht tegen het Russies communisme.
Ziehier enkele ondubbelzinnig geformuleerde beginselen van nederlandse staatkunde, d.w.z. de staatkunde die zo spoedig mogelik in de plaats dient te treden van het ruggemergloos gedoe in het ‘betoverde huis aan het Plein’. Met de nonsensikale § 3, twede deel, van het concept-program is niets aan te vangen.
GERARD KNUVELDER. |
|