Kroniek
Het heilig heimwee
Onder de titel ‘Hin-zu-Rom-bewegungen in Deutschlands Protestantismus’ schrijft professor dr. Anton Seitz uit München zeer merkwaardige dingen over het godsdienstig leven in Duitsland. Zijn opstel staat in het uitstekend geredigeerde tijdschrift Schönere Zukunft bl. 741, No. 32, 8 Mei 1932.
Hij verhaalt, hoe de bekende publicist en teoloog Heiler zich op katoliek geldige, maar ongeoorloofde wijze tot bisschop heeft laten wijden. Deze wijding is oorspronkelik afkomstig van een bisschop op 't Indiese eiland Ceylon, die van belijdenis half nestoriaans-jacobiet, half katoliek, geldig geconsacreerd was en zijn macht aan zijn opvolgers heeft overgedragen.
Professor Heiler geeft nu de priesterwijding aan duitse protestanten van katolizerende richting, die dat verlangen.
Onder dezen bevindt zich ook een protestantse kapelaan in Württemberg, die, ofschoon uiterlik niet katoliek, nochtans innerlik volkomen katoliek denkt, en uit nobele zelfverlochening het celibaat onderhoudt. Hij heeft zich niet teruggetrokken uit zijn kerkelike gemeente, omdat hij het, alleen op die wijze, mogelik acht, ze langzaam te brengen tot zijn inzichten. Hij vermijdt voorlopig zorgvuldig, te spreken over ‘rooms-katolieke Kerk’ en gebruikt daarvoor het woord ‘Unie-kerk’: omdat hij aldus het meeste bereikt. Hij wil wezenlik unie, d.i. vereniging met de rooms-katolieke Kerk, in de trant van de ge-unieerde oosterse Kerken: dus ook met behoud van nationale eigenaardigheden zoals een ruimer gebruik van de moedertaal bij de eredienst, het behoud van oude kerkelike liederen - van Luther, Gebhard, enz. - waarin geen ketterse geest wordt waargenomen, maar een innige, hartelike vroomheid zoals in de Navolging van Christus: tevens ook het communiceren onder de twee gedaanten zonder daardoor te willen aantastten het katoliek dogma, dat de broodsgedaante alleen voldoende is. Al deze voorwaarden worden echter aan de beslissing van de Paus volkomen onderworpen.
Uit eerbied voor de heilige Vader, die de uitoefening van de priesterlike wijding buiten de katholieke Kerk, voor ongeoorloofd verklaart, houdt hij zich stipt aan dit verbod: behalve in geval van nood en dan niet voor zijn eigen persoonlik belang, maar in het belang van zijn gemeente. Want als hij - verschillende keren in het jaar - zijn gemeente ten avondmaal voorgaat, voelt hij zich in geweten verplicht hun het waarachtig Lichaam des Heren te geven. Als zijn gemeentenaren van hun plaatsen naar de communiebank gaan, benut hij die tijd, om haastig en stil het heilig misoffer in zijn hoofd-delen - quoad substantiam - te voltrekken.