| |
| |
| |
Bedwelming en bewustzijn
Autobiografie van een bioscoopganger.
I.
OP een fancy-fair zag ik m'n eerste film en ofschoon er toen reeds hier en daar een grijs haartje in m'n baard schuilde en m'n haar reeds zorgwekkend dunde, was ik uitgelaten met de kinderen, die hun oom 't cinematentje hadden binnen geloodst.
En toch, wat daar te zien was, deed erge pijn aan de oogen door 't wreede flikkeren van 't beeld op een ongelijk verlicht stuk doek en zou thans alleen nog waarde hebben, als filmhistorisch document. De makers van 't filmwerkje hadden een onbeschrijfelijk plezier in de mogelijkheid van 't decor; in muren, waar men dwars door heen rennen kon, in goedkoope serviezen, en de verfijnde pret, die stuk te laten valen of elkaâr naar 't hoofd te smijten.
't Was voor de kinderen, of de aloude poppenkast met haar zotte gevechten tot een nieuw en ‘echter’ leven was gekomen. En 't pleit voor 't jonge hart der bioscoopbezoekers, dat er thans nog, nu ik m'n haar geheel verloren heb en m'n baard heel-en-al grijs is, om die films, welke altijd, met geen andere verandering, dan dat men ze ook hooren kan, vertoond worden, gelachen, althans geglimlacht wordt.
Het is de primitieve vreugde, welke ook op kermissen in zoogenaamde ‘vroolijke keukens’ vernielend rondwoedt.
Het is het bedwelmend genot, dat de kinderen erin vinden, werelden te bouwen uit speelkaarten of met blokken om er dan juichend de oppermachtige vernieler van te worden.
Het is de vreugde om het décor; de bedwelmende droom, die genoeg heeft aan wat latten, karton en goedkoope borden om een wereld te scheppen, waar men zich niet verveelt en waar men kan doen, wat ons, als kinderen, was ver- | |
| |
boden: rond te ravotten, als jonge honden, van leuningen te glijden, op daken te klimmen en discuswerper met borden te spelen.
| |
II.
En toen kwam de tijd, - bioscopen als paleizen waren er gegroeid uit de onoogelijke tentjes op kermissen en bazars, - dat ik de kinderen thuis moest laten, als ik naar films ging kijken. Men had de uit sigarenkistjeshout en linnen met zoo rijke fantasie geschapen wereld bevolki met acteurs en actrices, die niet langer clowns waren, maar soms op felle wijze mensch zijn konden. En het stemt gunstig tegenover het publiek van toen, dat het voor Pola Negri even begeesterd was, als de massa van thans het is voor... Maurice Chevallier.
Het was de tijd der kleine filmmaatschappijen, die 't eerlijk met ons meenden en wier loon de vergetelheid is. Wien zegt de naam Nordisk nog iets?
De bioscopen werden grooter. Het publiek stelde eischen. En wat gebeurt er, als 't publiek eischen stelt? En wat gebeurt er, als die eischen worden ingewilligd? - Er wordt geld verdiend, veel geld verdiend.
En wat gebeurt er, als er veel geld verdiend wordt? - Dan ontwaakt het groot-kapitaal en begint zich te interesseeren.
Had het groot-kapitaal zich toen maar voor een nieuw soort borstplaat of margarine geïnteresseerd, in plaats van voor de graag gewilde producten van Ilja Ehrenburg's Traumfabrik, misschien was dan een goede film thans wel een even gewone zaak, als een goed schilderij of een goed vers.
Maar 't publiek kreeg, wat 't wilde; en 't wilde bedwelming; 't wilde: er uit zijn.
In de barmhartige bioscoop vergat men, dat men arm was en ongelukkig, dat het leven vervelend en veeleischend is. Wie uit armoe en gebrek aan vooruitzichten vrijgezel bleven, kwamen in de cinema het meisje hunner idealen begroeten.
| |
| |
En wie het leven saai vonden, kregen moorden te zien en branden en verdere rampen en misdaden, van een gecompliceerdheid, als men in 't gewone leven alleen in verschrikkelijke nachtmerries ontmoet. Maar deze nachtmerries waren niet verschrikkelijk Men bleef er wakker bij en kon er een sigaret bij rooken, en de ‘braven’, die een roman onzedelijk vonden en een walsje lichtzinnig, konden er hier telkens weer zoo heerlijk onschuldig inloopen. Je wist nooit tevoren, wat je te zien kreeg en de bioscoop-affiches bleven in hun termen altijd hoopvol neutraal.
En vanaf den dag, dat 't publiek en 't groot-kapitaal, - het een al heviger geïnteresseerd dan 't ander, - saampjes naar wederzijdsch genoegen de film-industrie leidden, vanaf dien dag, dateert 't onvroom gebruik, dat in elke film de lieftallige hoofdrol zich minstens éénmaal voor aller oog aandachtig voor een zoete nachtrust gereed maakt en minstens vijf keer een vroolijke groep blootgebeende danseresjes over 't geduldig doek dartelt; dat voorts in elke film, die niet op deze wijze komisch is, men voor minder tragische dingen dan moord, echtbreuk en zelfmoord geen aandacht heeft en dat tenslotte, om met een autoriteit van den bioscoopbond te spreken, een film goed genoemd wordt, als hij naar een goed boek is gemaakt.
Een paar maal drong 't leven, de werkelijkheid, door de bedwelming heen en onder 't publiek ontwaakten er enkelen uit hun zoet gesoezel.
Langen tijd bleef ik weg uit de bioscoop. 't Was allemaal zoo zoet, zoo kleverig en zoo griezelig braaf. En telkens weer was Emil Jannings een vader, die telkens weer 't slechte pad opwandelde en telkens weer even berouwvol terug wandelde..... En alleen Chaplin was er om me aan de eerste dagen der film te herinneren, toen we aan de oolijke en soms zoo wijze poppenkast moesten denken en de kinderen nog niet thuis hoefden te blijven.....
| |
| |
| |
III.
En toen kwamen de Russen, de wreede, de enthousiaste, maar vooral ziende Russen. Nu was de film niet langer een droom-middel, dat wegvoerde uit de werkelijkheid naar een doezelige wereld, maar ze werd een les in 't zien, zij dwong de oogen tot kijken naar de werkelijkheid, zooals die in hart en hoofd der makers leefde.
En als je dan die films had gezien en je stond weer op straat, dan was 't of je netvlies ontvankelijker, of je waarnemingsvermogen verscherpt geworden was.
Er werden steeds meer soezers wakker, maar nog vaak kon het gebeuren, dat het door Multatuli reeds verachte deel van 't publiek zijn geld terug wou hebben, waarschijnlijk, daar zij meenden dat de Russen het slecht besteedden. - Wat kan je voor je goede geld al niet voor mooie ‘sterren’ zien? - En eenmaal moet het gebeurd zijn, dat een troep bezoekers spreekkoorgewijs de schuld van 't voorkomen van 'n Russische revolutiefilm op 't program, terwijl men tervergeefs naar Harry Piel, Liedtke en Willy Fritsch uitkeek, toeschreef aan een ‘streek’ van pastoor of dominee.
Maar de Gideonbende der wakkergeschrokkenen werd ziende. niet alleen dóór en voor de Russische film, maar ook voor 't werk der enkelen in West Europa, die de mogelijkheden van het zien en doen zien met de kamera en de mogelijkheden van het voelen en doen voelen, van het gewaarworden door middel der montage reeds doorschouwden. En toen de geluidsfilm kwam, vond de nieuwe techniek verstandiger hoofden, klaarder koppen, dan waardoor de stomme film bijna in 't moeras was gesukkkeld, tot een havenkroeg divertissement gedegradeerd.
De geluidsfilm heeft gebracht, wat veeleischende kranten van de filmstrijkjes vergden, en nog veel meer. Het schimmenspel kreeg stem en de schaduwen kregen ruimte. En nu kan men zelfs een klinkende caricatuur van 't leven teekenen. (O! de zoete troost der teekenfilms na een dag van nare narigheid!.....)
| |
| |
| |
IV.
En wat beklijft er? Wat is er over in de herinnering van al 't noodlottige, het lichtzinnige, het griezelige en groezelige, dat gedurende een tiental jaren voor mijn verbijsterde of vermoeide en verveelde oogen over 't witte linnen schimde?
En ik sluit de oogen, en. wonderlijk! geen fabrieksbranden, geen moorden en geen knetterende machinegeweren schuiven terug uit den beelden-chaos, maar enkele gezichten, waar 't leven heerlijk en wreed langs gestreken is; maar oogen, die veel liefs en deerlijks gezien moeten hebben; maar de wijde vlakte van Mongolië, waarover de wolken hun schaduwen vegen; een brug die tergend langzaam open gaat en langs welker hellend brugdek, als laatste resten van een straatgevecht, een stuk geschoten paard en een in haar weelderig haar begraven vrouw omlaag glijden; maar de trappen, alsmaar trappen klimmende Kerenski. En ook zie en hoor ik dat wondere stuk filmmuziek, dat ‘Romance Sentimentale’ heet en de dwaze clownerie van René Clair, ‘le Million’. Ik herzie de hijgende, zich uitputtende glasblazers uit Ivens' Philipsfilm en 't doloreuze en behuilde gezichtje van 't meisje dat niet wennen kon uit ‘Mädchen in Uniform’. Want overal, waar de film het leven opving op zijn geluid- en lichtgevoelig lint, werd de film zelf levend. En 't leven is geen serie moorden, echtbreuken, in woede of tranen uitbarstende menschen. Het leven is lang en 't beschrijft zichzelf in de rimpels van een gelaat; het heft zich omhoog in handen, die bidden. Het telt langzaam zijn trage minuten af in druppels, die vallen op den grond, waar een vrouw knielt bij haar dooden zoon. En 't jubelt luider en feestelijker in een boom in bloei, in kabbelend water, dat levend wordt onder 't stralen van de lentezon, dan in 't dansen der betaalde lichtzinnigheid.
Het leven is lang, de film kort....
| |
| |
| |
V.
En de dag van morgen?
De jonge cineasten hebben jonge, gretige oogen en in de lenzen hunner filmcamera's drinken ze met gulzigheid 't feestelijk of droeve leven. En met eerlijk, ambachtelijk geduld bouwen ze uit de filmstrooken hun beeldmuziek.
Nog moeten ze geheel ontwaken uit de laatste bedwelming aan eigen filmvaardigheid, aan 't rijke middel, de overstelpende mogelijkheden der kamera's, waarmee men goochelen kan, als jongleurs met hun kleurige ballen.
Maar dan zal de bioscoop worden gaan, een rijke school voor oogen en ooren; voor de luisterende ziel, 't voelende hart.....
FRANZ VON OLDENBURG ERMKE.
|
|