kundige heerlijkheid met onze ‘katholieke’ politiek (de politiek van Welter, Trip, Ruys, van Poll, Kuiper en Blomjous!) nog niet zwart genoeg was, moest daar op dien zelfden Zondag in Leeuwarden een jubileum-Friesche-Bondsdag worden gehouden, waar het beste materiaal ter vergelijking met volle handen werd aangeboden.
Het worde in deze kolommen ten overvloede nog eens gezegd: dat mijn komende critiek niets inhoudt tegen de goede meening en den ijver der Friesche katholieken. In zekeren zin zijn zij bewonderenswaardig; maar dan toch ook, naast vele goede dingen, van de uiterste politieke bekrompenheid.
Hoor dan toch weer eens zoo'n rede van den heer van Wijnbergen! En op datzelfde verhaal zijn de Friesche katholieken nu al vijf-en-twintig jaar geabonneerd. Altijd weer de rechtsche samenwerking, waarbij het op den inhoud der katholieke politiek eigenlijk geheel niet aankomt. En tenslotte: stemt katholiek, omdat gij katholiek zijt....
Voor wat voor onnoozele schapen moet men zijn gehoor wel houden, als men dat in het brandende jaar 1932 evengoed meent te kunnen voorzetten als, zeg in het jaar van melk en honig, 1928! Maar zijn ze wel zoo onnoozel, ondanks het régime van Wijnbergen-Pastoor Overmeer? Want ik lees daar van ‘stormachtige toejuichingen’, als de heer Goseling komt vertellen van een program en van ‘daden’. waardoor de ‘christelijke eischen van sociale rechtvaardigheid en orde zullen worden verwezenlijkt’.
Bij ons uit zich de variatie door lijnrechte tegenspraak van alle leiders op alle punten. En het publiek, voorzoover het nog komt - maar in Friesland komt het! - juicht allen tegelijk toe.
Ziedaar de staatkundige ruïne, waarin wij huizen, door uilen overbevolkt. De tegenstelling met den ‘Turm’ is grandioos!.,...
Waarom is het dan toch zoo?