Even later is Augustus weer alleen en moedig. De struikrover heeft een reuzegestalte, en sterk is Augustus niet. De misdadiger staat vlak voor een omgekapte wilg. Op het onverwachtst krijgt hij een duw van Augustus. Hij tuimelt achterover. Met zijn eigen knuppel wordt hij bewusteloos geslagen. Er zijn mensen die het van verre gezien hebben, en ze feliciteren Augustus.
Dan merkt Augustus plotseling dat hij naar oude gewoonte weer slordig en voorover loopt. In 't zelfde ogenblik gaat hij weer kaarsrecht. En zijn ogen fonkelen.
Door de violette avend wandelt Augustus met een vriend.
Bij een cinema hangen regelmatige, rechthoekige fotovlakjes in een deftig kastje, waarin grote lampen lichtrefleksen fonkelen.
Voor het kastje staat Augustus met zijn vriend.
Geel-op-rode letters zeggen: ‘Verbotene Liebe. - Tonfilm’.
Er zijn nog twee jongens. Een met wit-blond haar in kamvorens opgedroogd. 'n Nikkelen bril glanst voor zijn ogen.
De ander draagt puttees die groen zijn, een rijbroek die lichtgrijs is, een jas die donkergrijs is, en een pet die zwart is. Zijn gezicht is bleek en petieterig, en past niet bij die enorme mannelike kledingstukken.
‘Tounfilm,’ zegt de bril.
‘Komt dat van town-stad?’ vragen de puttees.
‘Nee toun. 't Is duits.’
Ze gaan weg.
‘Town-film,’ smaalt Augustus.
Dan verschijnt om het hoekje het hoofd met de bril.
Augustus doet of hij het niet ziet.
‘'k Doch dat ik iets hourde.’
Augustus zegt tegen zijn vriend: ‘Zullen we verder gaan,’ want hij schaamt zich.
Op zijn kamer zit Augustus met zijn vriend.
De hemel is zwaar en blauw met een broeiend waas er