Roeping. Jaargang 10(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 597] [p. 597] [Nummer 9] Lidwina Omdat Gij mij zoo nabij zijt heb ik uw wil verstaan over mijn leven, heb ik mijn weerstand opgegeven en mij dezen tragen dood toegewijd. Maar heel dit vreemd, lichtschuw torment, dit mateloos, verzetloos overstroomd worden van pijnen en dit van mijn liefste lust donker verkwijnen: bedenk, God, wie gij het zendt: een jonge vrouw, zij heeft uw aarde lief, zij hecht haar hart aan duizend lieve dingen. het leven gaf alleen herinneringen van louter zon tot haar gerief: zij smacht naar licht in 't smal en donker bed: vereenzaamd, naar het blij rumoer der straten: zij wil de huizen zien en de gelaten, de wisseling van arbeid en verzet. Wanneer dit kleine lam dan klaagt om 't bitter kruid, wat het zoo jong moet eten: zend dan van uit uw Hart een teeken, dat Gij dit wel verdraagt. M. MOLENAAR, m.s.c. Vorige Volgende