II.
Hij was een late profeet en de Joden zouden hem hebben herkend, maar die vierden Sabath of verkochten appelsienen op den Coolsingel. In zijn oogen was de goedheid, die in Dostoïevsky's oogen glansde, toen hij ‘de Idioot’ schreef,
Hij was een late profeet, maar hij had de commentaren op Pauselijke zendbrieven gelezen en de programma's van de R.K. Staatspartij; hij had 't preêken van Borromeus gehoord en het zwijgen van Monseigneur Nolens en zich niet gehaast.
En nu stond hij, fèl over tijd, op het Oostplein te Rotterdam en moest ervaren, dat de stad, die dichters vergeet, schilders verbant, ook profeten negeert.