Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 530]
| |
KroniekKatholieke encyclopedienOnder leiding van Prof. Dr. F. Sassen is in voorbereiding bij de N.V. Uitgeverij ‘Joost van den Vondel’ te Amsterdam een Katholieke Encyclopedie voor Groot-Nederland. Zo juist verscheen een uitvoerig, geïllustreerd prospectus, dat de hoogste verwachtingen wekt voor het werk zelf. Een grote schare redakteuren en medewerkers staan gereed om dit werk aan te vangen, of liever tot een goed einde te brengen. Want naar uit dit prospectus valt op te maken, is men met de voorbereidende werkzaamheden al een flink eind in de goede richting opgeschoten. Een belangrijke aangelegenheid, zo niet de belangrijkste, is het doel van deze K.E. Men heeft de vrees geuit, dat hier een volkomen overbodig werk werd op touw gezet. Wanneer inderdaad deze Encyclopedie alleen op grond van haar katholiek karakter zichzelf rechtvaardigen moest, zou deze motivering maar ten dele geslaagd geacht mogen worden. Immers: de nieuwe Herder - waarvan inmiddels twee delen zijn verschenen bij Herder & Co. te Freiburg i. BreisgauGa naar voetnoot1) - voldoet al reeds in veel opzichten aan het ideaal ener Katholieke Encyclopedie. Dit keurig uitgevoerd werk dwingt het hoogste respekt af als kulturele prestatie van de in deze tijd toch wel zwaar getroffen duitse wetenschap en nijverheid. Het is een in alle opzichten ongewerkte uitgaaf van het vroegere Konversationslexicon, en uitgebouwd tot een waarachtige Encyclopedie, die een inderdaad enorme hoeveelheid materiaal bevat. Door diverse lettertypen, door een reeks op de praktijk gerichte tekens ter adstruering van de belangrijkheid ener bepaalde mededeeling, is dit werk in hoge mate overzichtelik. En het is katholiek! De schrijvers ervan zijn uitgegaan bij de beoordeling der verschijnselen en beschouwing der theoriën van de katholieke wereldbeschouwing, zodat men in dit werk een veilige vraagbaak heeft. Dit is van te groter belang, waar de nieuwe ‘Herder’ grote aandacht besteedt aan bepaalde gewichtige vraagstukken en feitelikheden van het geestesleven en de praktijk van onze tijd; zo vindt de lezer in dit twede deel speciale ‘Rahmenartikel’ over Bauen, Bauer, Beamte, Schule, Beleuchting, Beruf, Kinderbeschäftigung, Bevölkerung, Bewerbung, Biene, Bilanz, Bildtelegraphie, Bildung, Blut, Boden, Bolschewismus, Börse, Brief, Brot, Bürgertum, Büro. Waar deze ‘woorden’ onmiddellik in het leven invoeren, springt het belang ener juiste behan- | |
[pagina 531]
| |
deling uit katholiek oogpunt naar voren. Bij Herder kan men veilig terecht op tal van keurig gedrukte bladzijden (het twede deel telt 1728 kolommen en 35 bijlagen), bezaaid met reproducties (in dit deel twee keurige kleurenreproducties naar Bellini en Bruegel), foto's, kaarten, tekeningen, stads ‘pläne’, enz. Inderdaad: ‘Herder’ is een kostbaar bezit voor eenieder die snel iets weten wil. En toch is oppervlakkigheid verre van deze Encyclopedie. Men krijgt de indruk - verschillende artikelen doorlezend - dat zij door hoogst-bevoegden zijn geschreven. Is dan naast deze nieuwe Herder nog een Nederlandse Kath. Encyclopedie nodig? Ja, heeft de redactie van deze Amsterdamse uitgaaf gezegd, en zij kan dan de nadruk laten vallen, en móet deze nadruk laten vallen eerstens op het katholiek kultureel karakter der K.E., vervolgens op het nederlands karakter ervan. Het katholiek kultureel karakter: niet langer zal een onbelangwekkende chemiese verbinding, als ammoniak-ijzer-aluin meer plaats innemen dan het leven van b.v. Guido Gezelle, merkt het prospektus op. Dit laat zich verstaan en toejuichen! Hierover hoeft niet veel gezegd te worden: terecht trekt de K.E. de door Herder aangevangen lijn konsekwent door. Maar vóór alles zal deze K.E. haar bestaansrecht moeten vinden in haar nederlands karakter. Volkomen nieuw en ongehoord zijn de andere argumenten pro niet. Slechts wanneer men in staat is een K.E. te maken die doordrongen is van het nederlands beginsel, is een nederlandse K.E. gemotiveerd. Anders zou men - ons kleine taalgebied in aanmerking nemend - het werk evengoed in een der wereldtalen kunnen laten drukken teneinde zodoende ook de rentabiliteit zo groot mogelik te maken, ofwel b.v. Herder vertalen en aanvullen. - Slechts het Nederlands karakter motiveert afdoend een Nederlands K.E., nu wij voor Katholieke Encyclopediën vrij veilig in het buitenland terecht kunnen. Het spreekt wel vanzelf, dat dit Nederlands karakter niet alleen te bestaan heeft in een materieële omstandigheid als de medewerking van Zuid- en Noordnederlandse geleerden, in volstrekt juiste opgaven van alles wat Nederland en de Nederlanders raaktGa naar voetnoot1), maar vooral in de | |
[pagina 532]
| |
omstandigheid dat het nederlands beginsel als vormkracht heeft door te werken. Niet alleen door, maar voor (en dan àlle) Nederlanders moet dit werk geschreven worden, zó, dat zij er hun gading in vinden. En speciaal denk ik hier aan de Nederlanders bezuiden de grote rivieren en in Vlaanderen, zolang kultureel afgesneden van hun geloofsgenoten in het hoge Noorden, en voor wie talrijke problemen dringend om een oplossing vragen. Mogen zij vooral in deze Encyclopedie door het nederlands karakter getroffen worden, voor het behoud van welk karakter zij de eeuwen door het vurigst op de bres hebben gestaan. Als dat het geval is, zal men kunnen getuigen een belangrijk standaardwerk in de Nederlandse taal te hebben aangevangen en voltooid. Wij hopen en geloven, dat het zoo zal zijn!
GERARD KNUVELDER. | |
Een heuglike kentering.Niet altijd blijkt 11 het gekkennummer te zijn; het tijdschrift ‘Ons Geestelik Leven’, uitgegeven door de Paters Missionarissen van het H. Hart, blijkt althans met de elfde jaargang bekeerd te zijn tot de wijsheid, dat het op zeker moment nuttig kan zijn eens minder theoreties en beschouwend dan prakties en toegepast te zijn. Waar zelfs een wetenschappelik opgezet werk als de Encyclopedie van Herder er naar streeft tevens voor het prakties leven van nut kan zijn, hoeveel te meer klemt dit dan voor het enigste rijksnederlandse tijdschrift dat op asceties en mystiek gebied leiding wil geven. En leiding geeft men niet afdoende door te volstaan met theoretiese bespiegelingen. In de loop van de elfde jaargang, (Mei 1931 - Mei 1932) is O.G.L. gekenterd naar de praktiese zijde, krijgt het kontakt met de vraagstukken van vandaag (P. Molenaar behandelt b.v. De godsdienst-zedelike vormkracht van het Verkennerssysteem), is er een op aktualiteit gerichte Kroniek, die het tijdschrift leesbaarder en pittiger maken dan voorheen. Het nuttige apostolaat der Paters kan er slechts te vruchtbaarder door zijnGa naar voetnoot1)!
GERARD KNUVELDER. |
|