Roeping. Jaargang 10(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 386] [p. 386] ‘Vliegje in mijn glas’ Er lag vandaag een vliegje in mijn glas, een zeer klein vliegje in het wijde glas. het lag er met zijn vlerkjes uitgespreid, zooals ze in 't sterven ieder vliegje spreidt. Ik heb het met de nagel van mijn pink, de kleine stille nagel van mijn pink, genomen als iets vluchtigs op een schep, een vluchtig ietsje op een groote schep. Ik hield het lang onder een microscoop, een oordeel Gods is zulk een microscoop, en heb het zoo zorgvuldig bestudeerd, als God de menschenzielen bestudeert. Het was nog maar een haveloos stukje stof, een tragisch en doorzichtig stukje stof, het had zijn kracht in 't sterven uitgestort, zooals ze in 't sterven ieder schepsel stort. Waar vond het toch zijn geest in zijn begin? Waartoe tot zulk een eind vond het begin? Wat doet de ziel een sprong tot haar verderf? Waarom is er een sprong? waarom is er verderf? Ik voel den sprong waarin ik nederstort, den sprong waarin ik naar mijn sterven stort, met dit cadavertje op den nagel van mijn pink, de kleine, onnoozele nagel van mijn pink. A.J.D. VAN OOSTEN Vorige Volgende