Roeping. Jaargang 10(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 338] [p. 338] Maria Magdalena Mijn hart was groot, ik wilde allen met mijn liefde laven geen landde tevergeefs in mijne haven ik was een schuilplaats voor hun bange boot. Maar mèt de nacht vervaagden hun gevaren zij kozen weer alleen de wijde zee en ik bleef eenzaam rusten op de ree; de golven spogen op mijn gouden haren. Hoe komt het dan, dat er een blanke zwaan het net ontvloog, dat hij zichzelve vlocht, niet vleugellam van 't zilte golvenvocht? Uw voeten, Liefde gebalsemd door mijn leed door mijn bevuilde haren teer omkleed, zijn mij op 't pad des levens voorgegaan. hans van zijl. Vorige Volgende