Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 326]
| |
Politieke kroniek XVIII
| |
I.EERST wil ik uit den weg ruimen die kleinere moeilijkheden en meeningsverschillen met mijn geachten tegenstander, die met de hoofdzaak weinig te maken hebben, maar die toch te hinderlijk zijn om ze niet nog eens goed te bekijken. Pater Borret verdedigt de door ‘de Vereeniging voor Staatkunde van de studenten der Nederlandsche Handelshoogeschool’ gevolgde en door mij aangevallen methode om tot een wetenschappelijk-verantwoord inzicht in principieele staatkunde te geraken. Hij vindt het voldoende, ‘om van de groote politieke stroomingen in ons land, telkens één man, die dan als gezaghebbend vertegenwoordiger der bewuste richting heette te mogen gelden, te laten optreden...’ Maar dat is niet voldoende, zoo lang waar is, wat door mij werd gesteld - en nu bepaal ik mij alleen tot principieele katholieke staatkunde! - dat ‘in die partij (de R.K. Staats- | |
[pagina 327]
| |
partij) onder hen, die zich op het wezen van hun partij bezinnen, groote meeningsverschillen over het principieel karakter van katholieke staatkunde bestaan’. En pater Borret heeft volstrekt niet het recht, deze duidelijke uitspraak van mij aldus te interpreteeren: ‘want binnen die stroomingen (o.a. dus katholicisme) zijn weer onderstroomingen en die hadden alle aan het woord moeten komen’. Wie de zaak stelt, zooals ik het deed, is nog heelemaal niet aan onderstroomingen toe, omdat het algemeen erkend inzicht in het bestaan van de strooming ontbreekt. Pater Borret pleegt hier een allergemakkelijkste maar ook allergevaarlijkste petitio principii. ‘Voor de katholieke staatkunde is die synthese al sinds eeuwen gemaakt’, is de stelling van pater Borret, die echter door mij allernadrukkelijkst wordt bestreden. En ik hoop nu nog duidelijker te kunnen aantoonen, dat die stelling door pater Borret volstrekt niet aannemelijk wordt gemaakt; maar dit aanstonds. Het is heel begrijpelijk, dat studenten bij het opzetten van een cursus-indeeling zich er tevreden mee stellen, van elke richting één te hooren. Als zij dan maar, hoe ‘verdienstelijk’ hun werk is, begrijpen, dat het ‘bescheiden’ is - en wetenschappelijk niet aan de maat voldoet. Maar erger dan dat is: dat de voordrachtgever meent, dat het zóó voldoende is. Niet natuurlijk uit zelfoverschatting - bij iemand als pater Borret zal men daaraan wel het laatst denken! - maar wel uit de overtuiging, dat ‘de synthese al sinds eeuwen is gemaakt.’ Ik handhaaf dus: dat, bij den stand van het geding over principieele katholieke staatkunde, voor het verkrijgen van voldoend wetenschappelijk inzicht onmogelijk kon worden volstaan met het aan het woord laten van één opvatting, en dat, ter bereiking van hun doel, de studenten - desnoods over meer jaren verdeeld - mijn gedachte ‘alleen reeds uit het katholiek milieu verschillende - tenminste drie of vier - personen van gezag aan het woord te laten komen’ moesten overnemen. | |
[pagina 328]
| |
En nu nog een andere zaak vooraf. Pater Borret citeert uit een belangrijk artikel van Joseph Keating ‘Reconstruction’ in ‘The Month’ van November 1931. Over dat artikel zelf aanstonds. Maar hij voegt er aan toe: ‘Dat is heel wat duidelijker taal dan die van Prof. Veraart met zijn wonderlijke onderscheiding tusschen Katholicisme als Openbaring en Katholicisme als Wereldmacht.....’ Wel, als die onderscheiding zoo wonderlijk is, waarom heeft pater Borret dan verzuimd daartegen stelling te kiezen, toen zij volop aan de orde was: in de Meivergadering '31 van de Rechtskundige Afdeeling der K.W.V.? Zij was immers neergelegd in mijn toen in behandeling gebracht praeadvies over ‘Kapitalisme en Katholicisme’ - dat de lezers van Roepïng thans ook kennen - en maakte daarvan een der belangrijkste grondslagen uit. Zonder die, naar mijn meening, onmisbare onderscheiding in het katholicisme; zonder welke onze katholieke: economische, sociologische..... en staatkundige beschouwingen haar wetenschappelijke waarde verliezen; kon dat praeadvies het eenvoudig niet stellen. Kapitalisme, of eenig ander complex van maatschappelijke verschijnselen, kan niet behoorlijk onderzocht en beoordeeld worden vanuit het katholicisme als openbaring alleen; dan zijn en blijven er waardevolle leidende gedachten, maar die zijn niet voldoende; het Katholicisme als een geordende Wereldmacht, die in gestadige ontwikkeling, met verflauwing en versterking, maar altijd door, zich in de geschiedenis der menschheid sinds twee duizend jaren een onverwoestbare plaats heeft veroverd’,Ga naar voetnoot1) is noodig voor een waarlijk wetenschappelijke behandeling. Ik ben bij die opvatting in goed gezelschap! Beysens - dien pater Borret elders in zijn artikel, maar tevergeefs, tegen mij tracht uit te spelen - zou mij waarlijk niet hebben geschreven: ‘.... uw laatste praeadvies. Ik vond het prachtig (ik had het al wel driemaal gelezen)....’ indien | |
[pagina 329]
| |
het op zulk een alles beheerschend punt een fout inhield. Allicht zou onze veruit beste denker bij de derde lezing het ‘wonderlijke’ en dus ‘verkeerde’ van mijn opzet hebben bespeurd..... | |
II.Maar nu ben ik ook meteen in het hart van de kwestie. Wat pater Borret voor principieele katholieke staatkunde aanziet, is dat heelemaal niet. Ten hoogste geeft een betoog als het zijne ‘eenige redelijke richtlijnen voor staatkunde in het algemeen’. En dan had het even goed door Verrijn Stuart en van der Waerden kunnen zijn gehouden! Postulaat van wijsbegeerte is nu eenmaal, dat het de rechte rede bindt; de rede van den heiden en van den christen, van Sint Thomas en van Aristoteles. En vanaf de eerste zinnen van zijn betoog stelt pater Borret niets anders. Letterlijk zegt hij tot de Rotterdamsche studenten: ‘Het zal vermoedelijk eenige verwondering bij u baren, wanneer ik aanvang met u te zeggen, dat hetgeen men gewoon is met den naam van katholieke maatschappij- en staatsleer aan te duiden, eigenlijk niets specifieks Katholieks bevat.Ga naar voetnoot1) Die leer is niet met het katholicisme in de wereld gekomen, staat en valt niet met het katholicisme..... De maatschappij- en staatsleer echter behoort tot het domein der natuurlijke waarheden, der waarheden derhalve, die met het menschelijk verstand, zonder hulp der openbaring, te bereiken zijn’. Tegen deze twee geciteerde zinnen heb ik bedenkingen genoeg. Maar in ieder geval bevestigen zij, dat Pater Borret heeft willen geven ‘eenige redelijke richtlijnen voor staatkunde in het algemeen’, dat hij stellingen heeft willen geven, die elk redelijk mensch moeten binden. De fout is nu - en dan komen meteen mijn bedenkingen! - dat pater Borret meent, hiermee te kunnen volstaan. Afgezien dus voor het oogenblik van de vraag, in hoever | |
[pagina 330]
| |
hetgeen hij als ‘redelijke staatkunde’ voorzet aan eischen van algemeen bindend zijn voldoet, - katholieke principieele staatkunde is met dat betoog van redelijke richtlijnen in het geheel niet uitgeput, ja, deze maken daarvan maar een uiterst bescheiden onderdeel uit. Pater Borret is vervallen in dezelfde fout als Cathrein en zooveel andere zoogenaamde neoscolastici: dat zij meenen het diepere of principieele van sociale, economische, staatkundige beschouwingen af te kunnen met een ‘redelijkheidsbetoog’. Daardoor hebben zij de klove tusschen hen en de ernstige denkers over de feiten der geschiedenis - noem ten onzent Struycken - steeds vergroot. In haar volstrektheid is de geciteerde stelling: ‘de maatschappij- en staatsleer echter behoort tot het domein der natuurlijke waarheden, der waarheden derhalve, die met het enkel menschelijk verstand..... te bereiken zijn’, volmaakt onjuist. Afgezien van de vraag, welke ‘natuurlijke’ waarheden die leer bevat, - zij bevat vele andere waarheden, waarheden namelijk gekend door de studie der geschiedenis. Daarmee zijn we nog volstrekt niet - zooals pater Borret schijnt te meenen - op het gebied van ‘de practische beleving der door de rede opgebouwde.... abstracte beginselen’, wij zijn nog geheel op het gebied der beginselen, of beter gezegd: der leidende gedachten, die dan echter niet door redelijke deducties maar langs inductieven weg worden gekend. Pater Borret had de Rotterdamsche studenten niet in den waan mogen brengen, dat zij met zijn betoog de diepere waarheden der katholieke staats- en maatschappijleer hadden leeren kennen; het belangrijkst en moeilijkst gedeelte, waar juist de typisch-katholieke staatkunde zou worden geleerd, onthield hij hun: het deel, waar de ontwikkeling wordt gekend van het katholicisme als Wereldmacht op het staatkundig gebied. Dat deel, waar vergelijking van binnen- en buitenland, en van tijdperken in de verschillende landen, de leidende gedachten of beginselen leert kennen, die de ka- | |
[pagina 331]
| |
tholieken tot eigen staatkunde hebben gebracht en o.a. de Nederlandsche katholieken ertoe brachten een eigen R.K. Staatspartij te stichten. Allesbehalve zouden de Rotterdamsche studenten dan hebben gedacht ‘dat de katholieke maatschappij- en staatsleer slechts van geringen omvang is’; zij zouden begrepen hebben, dat hier een rijke en onuitputtelijke stof voorhanden is, niet van practische vraagstukken, maar van leidende gedachten, die opkomen en vergaan, die ons nu soms verbazen en die toch destijds de geesten en gemoederen - denk aan leerplicht, persoonlijke dienstplicht - tot geweldige uitbarstingen ‘om het beginsel’ voerden. Zelf voelt mijn geachte tegenstander, die toch ook heeft ervaren, hoe gevaarlijk de redelijke deducties zijn, die dan de ‘redelijke maatschappij- en staatsleer’ zouden uitmaken, en die b.v. heel goed weet, hoeveel stukken al van Cathrein's Moralphilosophie (vrouwenkiesrecht!) zijn afgekapt! - dat hij met een consekwent volhouden van een aantal, ‘natuurlijke waarheden,....... die met het enkel menschelijk verstand, zonder hulp der openbaring, te bereiken zijn’, er in geheel niet komt. Reeds in het begin van zijn rede spreekt hij van ‘logische deducties uit hetgeen godsdienst ons (voorhoudt)’! Maar verderop spreekt hij zelfs van de ‘verandering’, die in de ‘boven beschreven natuurrechtelijke verhouding van den staat tot den godsdienst’ is gekomen ‘sinds het Christendom zijn intrede in de wereld heeft gedaan.’ Maar wat moeten van die beschouwing maken joden of atheïsten, die geheel waren ingesteld op een ‘katholieke maatschappijleer’ ‘met het enkel menschelijk verstand’ gekend? Toont heel deze passage niet zonneklaar aan, dat een katholieke maatschappijleer het o.a. zonder het historisch katholicisme niet kan stellen? En dan beperkt pater Borret zich hier nog - geheel willekeurig - tot het katholicisme als Openbaring; maar het veel meer voor allen openliggende en toegankelijke ‘Katholicisme als Wereldmacht’, de grondslagen van de verhouding van den paus tot den Hohenstaufer, Pius VII | |
[pagina 332]
| |
tegenover Napoleon I, Centrum in Kulturkampf, Nederlandsche schoolpolitiek - vormt dat soms geen beginselen van katholieke staatkunde, zeker wel zoo belangrijk als de beginselen van de zuiver redelijke deducties? Natuurlijk mocht niemand verlangen, dat dit alles op één avond grondig zou worden behandeld. Maar niet al te moeilijk zou het toch zijn geweest om de door mij in mijn Roeping-artikel van Augustus 1931 gestelde vragen te beantwoorden: Wat leidt de katholieken ertoe, een eigen staatkunde te gaan volgen? En in concreto: wat heeft b.v. de Nederlandsche katholieken ertoe gebracht een eigen R.K. Staatspartij te stichten? Daarbij zou het eigene, dat het katholicisme - vooral dan als Wereldmacht - altijd heeft, naar voren zijn gekomen - en zou juist bij de vele andersdenkenden een duidelijk begrip zijn gebracht over de historische noodzakelijkheid èn van katholieke staatkunde èn - voor Nederland - van een R.K. Staatspartij.Ga naar voetnoot1) Ik noemde reeds vroeger het door pater Borret met bewondering geciteerd artikel van Joseph Keating: een belangrijk artikel. Maar met volledige onderschrijving van zijn uitspraak ‘that the Pope can recall mankind, believers and unbelievers alike, to..... observance (of) a code of conduct (which) Christianity clarifies, emphasizes, sanctions and upholds’, - alweer is dat niet voldoende voor de beginselen van katholieke staatkunde. Weliswaar gaat dat een veel betere richting uit dan de richting van pater Borret - wat deze niet schijnt te vermoeden - maar de grondslagen van katholieke staatkunde worden daarmee nog in het geheel niet blootgelegd. Daarvoor moet de geschiedenis, moeten de rijk gevarieerde omstandigheden meewerken - moet men Polen en Ierland en Frankrijk en Nederland van vele tijden kennen. En dan blijkt het puurste uit de rede ge- | |
[pagina 333]
| |
abstraheerde postulaat van zeer weinig invloed te zijn en zijn de bloedwarme verschijnselen van alles beheerschende beteekenis. Beginselen van katholieke staatkunde - over verhouding tusschen kerk en staat, school en ouders, over arbeiders- en andere sociale vraagstukken - hebben dan een eigen historische afleiding, historische begrenzing, historische gestalte. Al is de laatste oorsprong in het geweldig licht der Openbaring en in het kleine licht der rede; grondslagen, die onmogelijk kunnen worden gemist, vinden wij door het zorgvuldig nasporen van het feitelijk gebeuren. ‘Gaat en onderwijst alle volken’ is een katholiek staatkundig beginsel, waarover de rede - pater Borret! - hoegenaamd geen licht verspreidt; wie echter zou meenen, dat hij met deze openbaringswaarheid de katholiek-staatkundige beginselen voor de behandeling van het Missievraagstuk had blootgelegd is toch werkelijk naief! En zulke naievelingen zijn er, helaas, genoeg - en berokkenen ook schade genoeg in onze practische politiek. | |
III.Nu nog iets over de verdediging, die pater Borret geeft voor hetgeen dan als redelijke maatschappij- en staatsleer wordt voorgedragen. Hier wordt het zoo waardig betoog van pater Borret even ontsierd door een flauwe en weinig schrandere grap. Als ik spreek over de door hem verstrekte ‘wetenswaardige gegevens van algemeen-wijsgeerige beteekenis’ en daarvan zeg dat deze ‘toch volstrekt geen algemeen bindende kracht’ hebben, dan noemt pater Borret dat een ‘contradictio in terminis’. Laat de geachte schrijver mij wat meer eerbied laten voor zijn wijsgeerige scholing! Denkt hij soms, dat hij maar gegevens van algemeen-wijsgeerige beteekenis heeft te verstrekken om algemeen-bindende kracht los te slaan? Dat zou een superbia philosophica naast de bekende superbia theologica brengen, die onze wetenschappelijke gedachtenwisseling nog weer eenige graden moeilijker en onaan- | |
[pagina 334]
| |
genamer zou maken. Heusch, gegevens van algemeen-wijsgeerige beteekenis - zooals die over eigendom en gezag door pater Borret zijn verstrekt - zijn nog allesbehalve dwingende waarheden, zooals ik heb vastgesteld en nog hoop vast te stellen. Is een neutraler term dan ‘beteekenis’ mogelijk? Wanneer zullen deze en dergelijke grappen nu toch voorgoed uit onze wetenschappelijke polemieken verdwijnen?
Als men de wijsgeerige argumenten van Sint Thomas en Leo XIII voor het privaat eigendomsrecht critisch beschouwt, dan komt men tot deze conclusie - zie Roeping Aug. '31 blz. 723 - dat ‘zeker een ordelijke samenleving wel niet denkbaar (is), waarin de individueele personen niet over een en ander beschikken, wat zij binnen zekere grenzen “hun eigen” kunnen noemen’. Stellig komt men niet tot de conclusie, dat de productiemiddelen nooit ofte nimmer zouden mogen komen uitsluitend in handen van grootere of kleinere gemeenschappen, zeg de publiekrechtelijk-georganiseerde bedrijven. Stellig verzetten die argumenten, welker waarde ik thans buiten beschouwing laat, zich niet tegen de voortschrijdende coöperatie op het landbouw-productiegebied, vertrusting en dergelijke, waardoor het individu steeds minder de productiemiddelen ‘zijn eigen’ kan noemen. Welnu, dan blijkt zonneklaar, dat, bij den stand der thans in veel deelen der wereld bereikte sociaal-economische ontwikkeling, dit heele vooropstellen van die leer van het privaat eigendomsrecht mis is, dat de ervaringswaarheid, die ik boven noemde, ‘heusch niet van zóó beheerschende en zóó omvangrijke beteekenis (is), dat zij grondslag kan zijn van katholieke staatkunde en van de staatkunde der R.K. Staatspartij in het bijzonder’. Het is goed, hier nog eens zeer dringend waarschuwend te spreken. Kent men aan die ‘wijsgeerige leer van het eigendomsrecht’ grooter beteekenis toe dan ik haar gaf, dan heeft men over eenige jaren weer een stuk van zijn | |
[pagina 335]
| |
‘Moralphilosophie’ af te kappen, zeer tot schade van het prestige van die filosofie! Blijft men, als pater Borret, ‘middenstanders’, die over eenige jaren misschien nog maar als zeer ondergeschikte beteekenis hebbende ‘ambachtsnijveren’ moeten worden beschouwd, als ‘ruggegraat der maatschappij’ aanzien, op grond van die privaat-eigendomsrecht-beschouwing, dan heeft men zeer waarschijnlijk zijn ‘maatschappij- en staatsbeschouwing’ opnieuw geblameerd. En heel de beteekenis van Beysans' zoo belangrijke studie over het Eigendomsrecht is juist: om de beteekenis van de metafysiekabstracte leer tot de allerkleinste proporties terug te brengen en volop ruimte te geven aan de leidende gedachten, die in den loop der maatschappelijke ontwikkeling te voorschijn komen. (Zie in het bijzonder § 4. Privaat-bezit van grond en productiemiddelen, collectivisme). En dan doet het er heel weinig toe, dat Beysens' eigen historische uiteenzetting in § 5 treffende leemten vertoont. Wie Beysens' opvattingen kent, weet, dat niemand meer begeerig is om in de concrete dingen naar gebleken noodzakelijkheid te veranderen en aan te vullen. Bij zijn repliek op mijn aanval op de wijsgeerige gezagsleer als onderdeel van principieele katholieke staatkunde komt de waardigheid van het betoog bij pater Borret weer even in het gedrang. Over den omvang van mijn wijsgeerig inzicht kunnen grooteren dan hij hem inlichten! Beter was het geweest, met argumenten mijn aanval te weerleggen, en dus uiteen te zetten, welke waarde voor katholieke staatkunde de wijsgeerige gezagsleer wel heeft. Op geen enkel moment der wereldgesshiedenis hebben de katholieken met deze gezagsleer staatkundig iets kunnen uitrichten! Noch bij de Fransche, noch bij de jongste Spaansche revolutie. Integendeel, de zelfs in haar absoluutheid te ver gaande ‘logische’ deducties - als ‘eerbied voor den drager van het gezag’ (Borret) - hebben een optreden, ontleend aan de reëele verhoudingen, stellig gefnuikt. Met het koningschap hebben de katholieken eeuwenlang in vele landen | |
[pagina 336]
| |
geen raad geweten, vooral toen de abstracties en deducties nog omvattender waren dan nu in pater Borret's uiteenzetting nog het geval is; daarvan is nu dan nog over die ‘erfelijke gematigde monarchie’, waaraan ‘de voorkeur dient te worden gegeven’! Hoe zullen de Zwitsersche katholieken toch wel opkijken, als zij moeten vernemen, dat die voorkeur berust op ‘abstracte redenen.... ontleend aan de persoonlijke waardigheid der onderdanen, aan het gevaar van machtsmisbruik van de zijde der gezagsdragers, aan de noodzakelijkheid van eenheid in de leiding en aan de wenschelijkheid om verleden, heden en toekomst in de volkshistorie geleidelijk aaneen te doen sluiten’.... Waarlijk, even zoovele drogredenen van het abstraheerend... of uit den duim zuigend verstand! | |
IV.Het is mij steeds duidelijker geworden, dat die principieel katholieke staatkunde à la Borret geenszins ongevaarlijk is. Niet alleen om wat zij onthoudt aan voorlichting over reëele leidende gedachten op staatkundig gebied; niet alleen om de allergevaarlijkste deducties, die zij als algemeen-bindend voorhoudt, zonder dat zij dat ook maar in het minst zijn; maar vooral om de gevolgen, die zij heeft op practisch staatkundig gebied. In het Studiën-artikel komt deze aap dan ook geheel uit de mouw. Hier volgt het slot: ‘Prof. Veraart moge nog zoo hard van den toren blazen, de “beginselen” zullen nooit tot een vergane periode gaan behooren en naar gelang onze emancipatie tot een voldongen feit gaat uitgroeien, zal het immer noodiger worden ze altijd helder voor oogen te houden, deels om de niet-katholieken van het absoluut redelijke dier beginselen te overtuigen, deels om de katholieken bij al hun onderling afwijkende inzichten en opvattingen omtrent hetgeen de practische politiek vereischt, toch altijd in het principieele in eenheid te zamen te houden. Anders springen wellicht eenigen uit den band en | |
[pagina 337]
| |
gaan uit gebrek aan wijsgeerige scholing, hun persoonlijk inzicht in hangende kwesties van staatsbeleid als het eenig juiste uit katholiek principieel staatkundig oogpunt verkondigen, daarmede de eenheid der katholieke staatspartij bedreigende; zie dàt is het, wat niet kan worden geduld’. De cursiveeringen zijn van mijn hand. Welnu: de toeleg is volkomen duidelijk. Wij hebben dat bloedeloos apparaat van wijsgeerige staatkunde noodig, opdat niet door wijsgeerig ongeschoolden, als Uw dienaar, de eenheid der katholieke staatspartij wordt bedreigd! Wij hebben dat noodig, opdat tot in lengte van dagen de grofste conservatief en de heetste democraat in één politieke organisatie - met dertig afgevaardigden, om die zestien juweelen van de Eerste Kamer niet te vergeten! - samen mogen blijven. Nietwaar, die privaat-eigendom en die wijsgeerige gezagsleer huldigen ook Arntz en Blomjous, die we anders - op grond van wat andere beginselen of leidende gedachten! - uit de partij zouden willen trappen. En ook Kortenhorst mag rustig z'n gang gaan. Want principieele katholieke staatkunde is uitgeput met wat ‘natuurlijke waarheden,..... die met het enkel menschelijk verstand..... te bereiken zijn’.
Inderdaad, als het zóó was, dan was de R.K. Staatspartij van levenslang bestaan, maar de katholieke staatkunde van haar dood verzekerd. Gelukkig is het zoo niet, zooals ik duidelijk heb aangetoond. Gelukkig is er meer wetenschap in de grondslagen der katholieke staatkunde dan pater Borret vermoedt. Maar hoeveel ‘wijsbegeerte’ moet nog worden opgeruimd vóór die wetenschap goed aan de beurt komt!
J.A. VERAART. |
|