Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |||||||||||||||
Een ‘Nederlands’ kanalenplanIN ‘Gaat Nederland capituleren?’Ga naar voetnoot1) stipten wij in het kort aan, wààrom de nederlandse oppositie, (vooral die in West Brabant, waarbij zich later, aarzelend, Rotterdam en Amsterdam aansloten) tegen het belgies kanalenplan Beelaerts is opgekomen. Haar hoofdbezwaar ligt - zo zagen wij - in de omstandigheid, dat dit plan een gesloten kanaal omvat van Dintelsas naar Antwerpen, dus dóórlopend van Bath dwars over de Wester-Schelde naar Antwerpen. De voor Nederland bedenkelike gevolgen - we kunnen ze slechts kort aanstippen - zouden deze zijn:
| |||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||
Men vraagt zich af, hoe een Nederlandse minister er toe komen kon dit Belgies standpunt contra het Nederlandse bij te treden. De beantwoording van de vraag is niet zo moeilik als zij schijnt, maar de zuivering van deze vuile was kan voorlopig achterwege blijven, nu tijdens de interpellatie Drs. A. v.d. Poel in de Provinciale Staten van Noord-Brabant op 16 December 1931, uit door de Commissaris der Koningin verstrekte inlichtingen blijkt, dat de Nederlandse regering op weg is het nationale standpunt nader te komen. Reeds is de regering in vele opzichten tegemoet gekomen aan het Brabant-Nederlands inzicht, en de diligentie van Gedeputeerde Staten mag doen verwachten, dat - zij het wellicht na hàrde strijd! - volledig recht zal worden gedaan aan de nederlandse belangen. Van aktueel belang is het daarom het positief nederlands standpunt nogmaals naar voren te brengen, waaraan de brabantse desiderata volkomen sluitend kunnen volgen.Ga naar voetnoot3) | |||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||
Het nederlands standpunt behelst uiteraard allereerst: de uiterste grens van de concessies, waartoe Nederland bereid kan zijn te gaan. Bij herhaling is deze door de nederlandse regering geformuleerd als te zijn: de geografiese grens van de Scheidingsregeling 1839. Welnu, deze geografiese grens kan omvatten heropening van de oude Tussenwateren. Anders geformuleerd, komt het nederlands beginsel (als uiterste grens gedacht) neer op een heropening van de oude Tussenwateren tot een Rijn-Scheldeverbinding, die de meest oostelike grens van de historiese Tussenwateren niet overschrijdt. De eerste vraag is dus: welke is die meest oostelike grens? En ook hier heeft de Nationale Unie de regering de behulpzame hand toegestoken door haar een oosteliker grens aan te wijzen dan algemeen bekend was, waardoor verschillende belgiese bezwaren konden worden ondervangen.Ga naar voetnoot4) Deze grens loopt van Dintelsas (in het Noorden) over Fort Maurits naar het eindpunt in de Wester-Schelde. Door bij Dintelsas te beginnen snijdt een eventueel te graven kanaal een - volgens België bezwaarlike - omweg af, waardoor in elk geval de vaarweg gemakkeliker en rechter komt te liggen. Het Zuidelik eindpunt is dan de Wester-Schelde, ongeveer bij Bath, waar de waterweg dus in de Schelde-arm uitmondt. De nederlandse regering zelf heeft deze punten aangewezen als de uiterste mogelikheden, waartussen een nieuwe | |||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||
Dit kaartje werd ons door Dr. Moller afgestaan, die het publiceerde bij zijn uitmuntend artikel ‘Het Schelde-Rijnkanaal en Brabants belangen’ in Tweede Jaarboekje van ‘St. Olof’, blz. 9-40.
| |||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||
waterweg geopend zou kunnen worden, toen zij aan de belgiese berichtte: ‘Practisch gesproken zijn de punten waartusschen een dergelijke waterweg zou kunnen worden aangelegd: eenerzijds de Wester-Schelde in de omgeving van Bath op enkele kilometers van de grens; aan de noordzijde, Dintelsas’.Ga naar voetnoot5) België heeft, voor wat het noordelik grenspunt betreft, Moerdijk gewenst, aanmerkelik meer oostwaarts gelegen, naderhand Willemstad. Bij de interpellatie De Savornin Lohman in de Eerste Kamer werd niet duidelik wat de minister van plan was België in dit opzicht toe te staan; de interpellatie v.d. Poel heeft ook in dit opzicht de brabantse wens naar voren gebracht: Nederland handhave DintelsasGa naar voetnoot6), het uiterste oostelike punt der historiese Tussenwateren, welker heropening en modernisering de uiterste concessie zijn kan, waartoe Nederland bereid gevonden kan worden. Zekerheid is er dus nog steeds niet. Voor de zuidelijke monding staat de zaak anders. Het kanaal kan hier, volgens het nederlands standpunt niet verder lopen dan Bath. In dit opzicht waren de uiteenzettingen van minister Beelaerts hoogst bedenkelik; hij scheen te willen toestaan in doortrekking van het kanaal dwars door de Wester-Schelde. De uitingen van de Commissaris der Koningin in Brabant zijn in dit opzicht helaas niet overtuigend.Ga naar voetnoot7) Wij zullen hebben af te wachten tot ook hierin | |||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||
klaarheid komt. Een nadere bespreking van de vijf hiervoor opgesomde bezwaren tegen deze doortrekking moge voor een andere plaats bewaard blijven; zij zijn trouwens in hetgeen volgt gemakkelik te herkennen als het tegendeel van de voordelen van het nederlands plan dat wij gaan bespreken. Want ook geheel afgezien van België's wens naar een Rijn-Schelde-verbinding wenst Nederland een kanaal in West-Brabant op grond van de voordelen, verbonden aan een dergelike zuiver-nederlandse vaarweg, lopende tot aan Bath, en niet verder, een kanaal zoals dit, ontworpen door Ir. E. van Konijnenburg en aangevuld door dat van oud-minister Bongaerts; stormenderhand won dit de openbare mening in Nederland, met name Brabant voor zich - afdoend bewijs dat er positief-nederlandse belangen door gediend worden.
De voordelen van het Konijnenburgplan zijn dan de volgende: 1. het verlegt de Rijnmond niet zonder meer naar Antwerpen. Uiteraard: dit veilig kanaal, vrij rechtstreeks van Hollands Diep naar Bath lopend, zal Antwerpen een groter deel van de Rijnhandel toevoeren dan thans het geval is; het kanaal zal in elk geval ook in het voordeel van Antwerpen zijn. Daarom wordt het mede aangelegd. En daartegenover heeft Nederland het recht en de plicht van België compensaties te eisen op grond van het wederkerigheidsbeginsel. - Maar het vertoont niet de brutale karaktertrek zonder meer Antwerpen tot Rijnmond te doen strekken door middels één onafgebroken kanaal Hollands Diep met Antwerpen te verbinden. Bovendien wordt dit kanaal geen verlenging van de Antwerpse dokken op Nederlands gebied. Wat België doen wil op eigen territoir kan Nederland op zichGa naar voetnoot8) vrij onverschillig | |||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||
De tracé's die Ir. Bongaerts ontwierp in aansluiting op het plan Van Konijnenburg (ontleend Dagbl. van N.-Br., 28 Nov. 1931).
| |||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||
laten, maar het heeft te waken tegen een doortrekken van belgiese dokken op ons gebied om internationalizering van nederlandse vaarwateren te voorkomen. Op deze wijze blijft het nieuwe kanaal gekarakteriseerd als een nederlands vaarwater, en mist het de gevaarlike karaktertrekken van een internationaal - door twee staten lopend - vaarwater. Dubbele zeggenschap over één kanaal, bron van permanente twisten - men denke aan Maas en Schelde! - is daardoor vrijwel uitgesloten, als Nederland van den beginne af duidelik zijn territoriale rechten op dit kanaal handhaaft, en België generlei zeggenschap toekent.Ga naar voetnoot9) Het worde en blijve een nederlands vaarwater, waarop België - tegen zekere compensaties - recht van varen krijgt.Ga naar voetnoot10)
2) Het nieuwe nederlands kanaal stimuleert de eventuele ontwikkeling van West-Brabant en het westbrabantse achterland. a. Allereerst stelt het Bergen op Zoom in staat zich tot zeehaven - zij het met beperkte capaciteit - te ontwikkelen. De mogelikheid van vrije verbinding van de brabantse wal met de zee blijft n.l. bestaan, doordat het kanaal bij Bath eindigt, zodat ten Zuiden en ten Oosten daarvan de Westerschelde openblijft voor de verbinding met Bergen op Zoom. Hierover zal Bergen op Zoom in staat zijn de historiese plaats die het aan de Schelde innamGa naar voetnoot11), te heroveren. Of het slagen zal? Voor ieder, die de enorme vlucht kent, welke Noord- | |||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||
Brabant, en niet op de laatste plaats West-Noord-Brabant, de laatste vijfentwintig jaar genomen heeft op het gebied van industrie, van landbouw, veeteelt en handel is het duidelik, dat een normale verdere ontplooiing van deze ekonomie, o.a. mede bevorderd moet worden door een goed outillerend waterwegenstelsel. In dit opzicht is West-Brabant niet al te sterk begunstigd. Oost-Brabant wordt sinds meer dan een eeuw doorkruist door de Zuid-Willemsvaart, en krijgt steeds betere aansluitingen op Limburg en het Zuiden. West-Brabant daarentegen heeft hard noodig een op het Wilhelmina-kanaal aansluitende verbinding met Mark en Vliet (die onderling verbonden kunnen worden) op het geprojecteerde Eendrachtskanaal, dat ergens toch een uitvoerhaven dient te bezitten; hiervoor komt dan Bergen op Zoom het eerst in aanmerking.
b. Bestaat eenmaal een goed functionnerend waterwegencomplex, dan zal dit, als overal en altijd, krachtig de vestiging van nieuwe industrieën stimuleren, die zich uiteraard daar neerzetten, waar een behoorlike, snelle verbinding met de zee mogelik is. Het is dus voor geheel West-Brabant van belang ter plaatse een eigen zeehaven te bezitten als middelpunt van opkomend industriegebied, als vestigingsgebied van nieuwe industrieën. Te meer klemt deze wens, waar Brabant dan een eigen, nederlandse zeehaven zal rijk zijn, en de dikwijls hinderlike afhankelikheid van Antwerpen vervallen kanGa naar voetnoot12). | |||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||
3. Het Van Konijnenburg-Kanaal zal er ten krachtigste toe kunnen bijdragen de door Zeeuws-Vlaanderen al zo lang gewenste verbinding met overig Nederland tot stand te brengen, vooral indien men hierbij de verdere mogelikheden, die in verband met deze kanaalplannen ontworpen zijn, ofwel er mede in verband gebracht kunnen worden in het oog houdt. Oud-Minister Ir. M. Bongaerts heeft in dit verband aan het Dagblad van Noord-BrabantGa naar voetnoot13), enige interviews toegestaan, waarin hij mededeelde, o.a. met het oog op de Zeeuws-Vlaamse belangen, reeds tijdens zijn ministerschap, een Hollands Diep-Schelde-verbinding, ongeveer gelijk aan die van Ir. E. Van Konijnenburg, te hebben ontworpen, maar tevens een aantal verbindingsmiddelen, die, in aansluiting aan dit kanaal, er toe hadden bij te dragen Zeeuws-Vlaanderen èn achterland op Holland te oriënteren. En achterland! Want het betreft hier niet alleen - merkt Bongaerts op - de belangen van 70.000 Zeeuws-Vlamingen met hun landbouwbelangen, hun groeiende industrie in de streek langs het kanaal van Terneuzen naar Gent; - maar achter dit rijks-nederlands gebied strekt zich het rijk ontwikkeld vlaams industriegebied met steden als Gent en Brugge uit, het gebied van de Vlaamse zeekust met zijn badplaatsen, en het Noordfranse industriegebied (Rijssel). Welnu, de verbindingen van dit gebied met Nederland gaan allen langs een omweg over Brussel of Antwerpen. Hier ware in aller belang een rechtstreekse verbinding te ontwerpen, Holland èn met Zeeuws-Vlaanderen èn met Belgies-Vlaanderen, èn met de badplaatsen, èn met het Noordfranse industriegebied verbond. Het eindpunt in Zeeuws-Vlaanderen zou kunnen zijn het eindpunt van het huidige kanaal Gent-Terneuzen, nl. de stad Terneuzen, die ‘buitengewoon gunstig ligt voor zeehaven, bunkerstation, enz., mits het verbinding krijgt te | |||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||
land en te water met zijn achterland’. (Aldus in het interview-Bongaerts). Deze verbinding moet plaats vinden door middel van ‘groote spoorwegen naar het oosten, naar het westen en naar het zuiden en tevens door een kanaalverbinding, geschikt om een veilige binnenvaart onder alle omstandigheden van weer en wind met overig Nederland te verzekeren. Terneuzen zal dan moeten worden aangesloten aan het net van Nederlandsche kanalen en groote rivieren, met het hart van het land’. (idem). Hoe vindt deze aansluiting in Bongaerts' plan plaats? Bongaerts projecteert in het verlengde van de bestaande spoorlijn Bergen op Zoom - Woensdrecht een lijn naar de kust bij Ossendrecht. De spoorwagens worden daar op een ferryboot gereden, en overgezet naar Graauw in Zeeuws - VlaanderenGa naar voetnoot14). Van Graauw leidt de verbinding ten N. langs of over Hulst naar Terneuzen, waar dan aansluiting verkregen wordt met den nieuw aan te leggen spoorwegverbinding: Terneuzen - IJzerdijke - Oostburg - Sluis - Brugge. Behalve deze spoorweg zoueen scheepvaartkanaal gegraven kunnen worden rechtstreeks van Grauw naar TerneuzenGa naar voetnoot15). Deze kanalen- en spoorweg-verbindingen in Zeeuws-Vlaanderen zullen niet alleen de landbouw en industriebelangen van dit gewest ten goede komen, maar zullen dit gewest tevens in onmiddellik kontakt brengen met overig Nederland, o.a. door het aansluitende Van Konijnenburg-kanaal, met Vlaanderen en Noord-Frankrijk langs spoor- en waterwegen. Een goede regeling van de Zeeuws-Vlaamse | |||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||
belangen betekent dus tegelijk een regeling van grote west-europese belangenGa naar voetnoot16). 4. Door deze verkeersekonomiese oriëntatie op Nederland snijdt men ook te sterker de politieke pogingen naar annexatie van dit zozeer begeerde gebied af; weliswaar zal dit gebied, juist om zijn groeiende verkeersekonomiese betekenis voor België van steeds groter gewicht worden, maar België zal bij een brabants-zeeuwse oriëntatie op Nederland dan voor zijn streven geen belangstelling meer kunnen wakker roepen in het volk, dat zijn belang van saamblijvendheid met Nederland steeds sterker erkennen zal. De verkeersekonomiese band met Nederland zal de staatkundige in het volksbewustzijn krachtig versterken.
5. Het Konijnenburg-plan op ‘laag peil’ en met zoet water ondervangt de bezwaren, die tegen een in de Antwerpse dokken uitlopend kanaal van het standpunt der Brabantse afwateringsbelangen gelden kunnen. Inderdaad zal het kanaal Van Konijnenburg volkomen dienstbaar gemaakt kunnen worden aan westbrabants afwaterings-, waterbergings- en waterverversingsbelangen. Hierdoor worden zeer gewichtige landbouwbelangen van de ganse westhoek van Noord-Brabant in even hoge mate gediend als zij tot nu toe - noodgedwongen? - werden verwaarloosdGa naar voetnoot17). | |||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||
Samenvattend onze reeds àl te schematiese opsomming van de voordelen van een volstrekt nederlands kanaalplan (Konijnburg) menen wij te mogen zeggen, dat hiermede niet alleen belgiese (i.c. Antwerpse) belangen gediend worden, hetgeen wij voor een goede nabuurschap natuurlik moeten overhebben, maar evenzeer nederlandse. Het enige ‘bezwaar’, voor Antwerpen aan dit nietdoorlopend kanaal verbonden is: dat de schepen één sluis meer zullen moeten passeren, een oponthoud van ± een half uur! En voor dit half uur zou men de ekonomiese opbloei van West-Brabant de nek willen omdraaien! Is er volmaakter waanzin denkbaar? Als België de nederlandse oplossing niet wil, wil het geen voor ons aanvaardbare. Maar dat is hun zaak.
Zoals echter reeds gezegd: het is gewenst, dit kanaalplan, afgezien van de belgiese tractaatkwestie 1839, in het voetspoor van Bongaerts' rede te Bergen op Zoom (30 Nov. 1931), als een zuiver nederlands plan te beschouwen. Hiermee is niet bedoeld, dat het alléén voor Nederland van betekenis is. Herhalen wij: het is terwille van België, dat onze aandacht bij voortduring op de Rijn-Schelde-verhouding gericht is. Maar een gevolg daarvan is, dat heden ten dage de evolutie der denkbeelden, ook omtrent Westbrabants belangen, tegelijkertijd - en onbedoeld! - sterk gevorderd is. Het is omwille van België dat deze zaak aanhangig werd gemaakt, maar het proces richtte uiteraard onze aandacht op West-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen. Men abstrahere nu echter eens van deze belgiese belangen om dit plan te beschouwen: zuiver terwille van de nederlandse belangen. Dan komt het den aandachtigen beschouwer voor, dat uitvoering van dit complex Van Konijnenburg-Bongaerts inderdaad in hoge mate, niet slechts westbrabantse, maar geheel nederlandse belangen dienen zal. Het zal immers heropenen de historiese vaarweg van Vlaanderen - Zuid-Brabant naar Zee- | |||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||
land, Holland en verder achterland; het zal, zodoende, de verschillende delen van Nederland sterker op elkaar concentreren, zowel ekonomies als politiek. En alleen al terwille van dit grote nederlandse belang kan men de gewenstheid bepleiten van het graven van dit kanaal met nederlands geld. Niet slechts dat daardoor nog eens zijdelings Nederlands wil tot politieke onafhankelikheid van België onderlijnd wordt, - er wordt, hoe ook de onderhandelingen met België verlopen, een nederlands belang mee gediend, dat ongekende perspectieven voor de toekomst opent. Want ook hierop mag wel eens geïnsisteerd worden: het gaat hîer niet slecht om ogenblikkelike voordelen; het is niet een vraag van direkte rentabiliteit der in dit complex gestoken gelden; het gaat om de toekomst: om het scheppen, nu, van een verkeerscomplex, dat, in de toekomst, zijn voordelen zal afwerpen. Geen kleingeestige cententellerij moge de nederlandse natie in dit tijdsgewricht doen aarzelen grote werken te ondernemen; - vooruitziende staatsmanskunst projekteert op het nu, wat worden zal!
* * *
De aanleg intussen van een dergelik kanaal, het moge de meest gewichtige nederlandse belangen behartigen, kan onberekenbare voordelen voor de steden Antwerpen en Gent afwerpen. Met name wanneer Nederland er toe zou besluiten dit kanalencomplex geheel op zijn kosten aan te leggen, kan het daar belangrijke compensaties tegenover eisen. De gehele regeling der verkeerswegen tussen België en Nederland dient gedragen te worden door het beginsel der wederkerigheid. Weliswaar zal België door zijn ligging altijd in meerdere mate dan Nederland profiteren van het waterwegenstelsel, al was het alleen al reeds tengevolge van zijn meer centrale ligging. Elk door Nederland bepleit | |||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||
belang komt als automaties ten goede, ook aan België, zoals de twee wensen, die Nederland tegenover België tot gelding zou kunnen brengen als verlangde tegenprestatie tegen Nederlands schenking ener Rijn-Schelde-verbinding. 1. Allereerst gaan er sinds korte tijd stemmen op om te komen tot een kanaal, dat, enige kilometers ten oosten van Antwerpen beginnend, vanaf het Kempies kanaal in noordelike richting door de vallei van de Vliet op Rozendaal loopt. Door een verbrede en verdiepte Rozendaalse en Steenbergse Vliet, het aan te leggen verbindingskanaal tussen Mark en Vliet, en de Mark met de Rode Vaart worden vanaf Rozendaal verbindingswegen met het Hollands Diep gegraven, bijvoorbeeld voor schepen tot duizend ton.Ga naar voetnoot18). België krijgt hierdoor de gewenste verbinding binnendoor van Antwerpen naar het Hollands Diep, zij het geen regelrechte verbinding van Antwerpen af, die nu eenmaal principieel onmogelik is, als men niet in enigerlei (pseudo-) Moerdijk-kanaal vervallen wil. Voor Nederland wordt door dit kanaal het grote voordeel verkregen van een rechtstreekse verbinding voor onze binnenvaart van West-Brabant met het gehele belgiese kanalenstelsel via het Kempies Kanaal, en zodoende met Maastricht, Luik, Oostelik Noord-Frankrijk en Straatsburg. West-Brabant wordt hierdoor onmiddellik aangesloten op het complex, dat binnenkort - hopelik - voor Oost-Brabant reeds ontsloten zal zijn, - een niet te onderschatten voordeel!
2. Vervolgens kan Nederland als compensatie een behoorlike verbinding van het waterwegenstelsel van Oostelik Nederland met het Belgiese eisen, met name rond Maastricht. Het kan te zijner tijd nuttig zijn dit onderdeel van de gehele regeling ietwat breder naar voren te halen, omdat | |||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||
het door de - volkomen gerechtvaardigde! - belangstelling voor de Rijn: Schelde-verbinding in de publieke belangstelling enigszins op de achtergrond is gedrongen. En, zoals door de betrokken Minister terecht is opgemerkt, dient de regeling van de verkeerswegen tussen België en Nederland als één complex beschouwd te worden, dat in zijn geheel ter beoordeling valt. Voorlopig worde volstaan met deze al te beknopte heenwijzing naar dit onderdeel van de nederlands-belgiese onderhandelingen, Plaatsgebrek verbiedt hierop nader in te gaan.Ga naar voetnoot19). Maar ook deze korte verwijzing mogen suggereren, hoe het complex der waterwegen van Zuid-Nederland en Noord-België steeds meer ineen groeit. De modernisering van het verkeer wijst deze gebieden steeds meer op elkaar aan: deelhebbers in gezamenlike belangenGa naar voetnoot20). Indien België zijn ‘eisen’-politiek laat varen, en Nederland een zelfstandigheidspolitiek met een weinig ruggegraat gaat voeren, zijn beider belangen te verzoenen in een verkeersekonomie, die de zolang verwaarloosde delen van beide staten tot heil kan strekken, - die ook de meest op elkaar aangewezen delen der beide staten nader tot elkaar kan brengen. Dit wenst ieder Nederlander! GERARD KNUVELDER. |
|