Anton Worlitscheck: Soziales christentum - Josef Kösel & Friedrich Pustet, München - 1931,
Dit boek is eigenlijk een preekboek. Het is wel niet zoo bedoeld, maar het maakt bijna van het begin tot het eind dien indruk. Men zal begrijpen, wat ik daarmee bedoel. Ik bedoel het in den minder gunstigen zin van het woord, zooals men ook wel eens van een lezing hoort zeggen: dat was een echte preek. Wanneer dit boek als een samenbundeling van sociale preeken was uitgegeven, dan zou ik er niet alleen vrede mee nemen, maar er niets dan lof voor hebben. Voor een preek of een moraliseerende lezing leent zich dit boek uitstekend en wie dàt zoekt, moet het zich aanschaffen.
Maar om ‘krachtvol in te grijpen in den strijd der meeningen’, - zooals de omslag in roode letters zegt, dat het doet, moest het boek twee eigenschappen hebben, die het mist.
Het moest ten eerste minder generaliseerend, minder vaag en algemeen, meer op den man af of liever: meer op onze tegenwoordige, feitelijk-bestaande volkshuishouding af wezen. Felle verwijten tegen den mammonistischen geest hebben we meer gehoord, maar we willen eindelijk eens hooren, of die mammonistische geest in onze tegenwoordige volkshuishouding vleesch en bloed is geworden, ja dan neen. Overal fulmineert de schrijver heftig en heel oprecht tegen sociale onrechtvaardigheid en sociale misstanden, maar we komen eigenlijk nergens onder den sterken indruk, dat het onze eigen, feitelijk-bestaande volkshuishouding is, die aan al die sociale wonden op sterven ligt. Het is als met een algemeen