Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
‘Alma’ van Stijn StreuvelsGa naar voetnoot1)Bij 't vorderen der jaren is het werk van Stijn Streuvels rijper geworden: het vertoont sociale tendenzen: het wordt geconcipieerd onder de invloed van 'n levensinzicht, dat de getuigdrang krijgt van 'n overtuiging: het wordt bruikbaar als 'n document voor de cultuurtijd, waarin het ontstond. Wie alleen ‘Lenteleven’ (1898) las en daarna ‘Alma’ (1931) en dus de ontwikkeling niet waarnam van de argeloze schoonheids-genieter tot de sociale getuiger, zal zich dan ook wel moeten verwonderen over de hagiografiese roman (wat is het?) van 1931 als over iets zeer onverwachts. Maar zelfs ook in 't geval, dat deze evolutie - die op zich, dat spreekt, met de kunstwaarde niets uit-staande heeft - in de achtereenvolgende werken kon worden meegemaakt, ook dan blijft deze creatie van Alma verrassen, omdat zij niet alleen uiting is van sociale belangstelling, maar tevens van 'n gedachten- en 'n gemoedsfeer, die om geen enkel voorafgaand feit zo sterk aanwezig bleek in deze schrijver, gelijk dit nu plotseling blijkt, en die van 'n geheel andere orde is als maatschappelike zin en cultuurbeleving. Alma toch, het dorps- en het fabrieksmeisje met de vlassen haren, is niets meer en niets minder dan 'n heilige van de verhevenste soort, in zover bij haar meer dan gewoon deugdleven nog het buitengewone komt van goddelike beinvloedingen, die o.a. om haar overmacht en om haar onvoorbereidheid, de begenadigde 'n plaats geven onder de mystieken. Deze lichte gestalte tussen de donkere figuren van zijn boeken, is dus niet alleen biezonder beminnelik, zoals Anton van Duinkerken bemerkt in z'n Tijd-recensie; - maar ze is ook biezonder afwijkend. Wel is waar: ze heeft met de andere figuren gemeen, dat ook haar leven meer bepaald wordt door 'n geheim- | |
[pagina 239]
| |
zinnige voorbestemming, dan door de persoonlike, bewuste beslissingen van haar inwendigheid: en dat ook zij meer passief als actief ‘wordt’ wat ze ten slotte is. Maar in de anderen werkt de voorbestemming als 'n fatum, dat beklemt tot onmacht toe: in haar is het de sterke maar toch zachte drang des heiligen Geestes, Wiens geheim het is, Zijn bovennatuurlik doel in 'n mens te verwerkeliken, zonder de vrijheid van wil ook maar in het minst te forceren, weerstand op te heffen zonder de mogelikheid tot weerstand te vermetigen, en 'n ontvankelikheid te scheppen, die toch bewust blijft van haar vrijheid. * * * Zo behoort dit werk van Stijn Streuvels tot een der moeilikste genres, waartoe 'n auteur geinspireerd kan worden: welke opgave in dit geval nog moeiliker werd, omdat het hier gaat, niet over 'n werkelik bestaand of bestaan hebbend persoon, wiens daden, woorden of geschriften in zekere zin zijn exceptionele zielsgroei hebben vastgelegd tot beschouw-object: maar over 'n fictief persoon, die van voren af aan geconstrueerd moest worden en voor wiens karakteristiek geen gegevens bestonden dan in God-geleerde en mystieke tractaten. Deze omstandigheden zijn uiterst critiek: ze leveren het gevaar op, dat de natuurlike onderbouw en de bovennatuurlike bovenbouw van zo 'n te scheppen mystieke structuur niet tot 'n harmoniese eenheid worden herleid, zodat er 'n geheel ontstaat, dat alleen bij naam 'n geheel is. Het wil me voorkomen, dat Streuvels aan dit gevaar niet is ontsnapt, althans in zover hij het bovennatuurlike te weinig in verband met de natuurlike groei van dit meisje Alma heeft uitgebeeld. Zodat, wanneer zij er toekomt haar bevoorrecht ziels-leven te openbaren aan de belangstellende kapelaan, zij 'n psycho-analytiese beschrijving geeft, zo wijs naar vorm en inhoud, dat een Sint Jan van het Kruis op 't einde van z'n leven haar niet zou hebben verbeterd.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 240]
| |
De compositie van dit werk is daarom niet sterk: het is te fragmentaries, al is het fragment op zichzelf dikwels van 'n voortreffelike schoonheid: het mist de drang naar de oplossing: het doceert te veel, het vertelt te weinig:Ga naar voetnoot1) er zijn bladzijden, waarop men zich beschaamd verveelt. Daarbij zal deze Alma kwalik kunnen voldoen aan de overigens zeer verheven, godsdienstig en sociaal voelende verwachting, die Stijn Streuvels omtrent haar koestert:Ga naar voetnoot2) te zijn n.l. ‘het toonbeeld van het Vlaamsche meisje’. Wel draagt ze in haar vereenigd àl de deugden van het Vlaamse meisje, maar ze bezit ze zo uitzonderlik, en haar mystieke aanleg isoleert haar zo ver buiten de gedachten- en gevoelens-kring van de gewone meisjes, dat deze òfwel ten opzichte van haar vervreemden òfwel tot verkeerde en ontmoedigende conclusies komen aangaande de ware aard van het godsdienstig leven. Leek Alma meer op 'n Margreet Sinclair! Ik twijfel er dan ook aan, of dit boek als lectuur voor 'n meisje van Alma's leeftijd en van Alma's stand en beroep goed zou zijn: te meer, omdat de beschrijving van karakteristieke puberteitsgevoelens, zoals ze in dit boek voorkomt, voor rijperen onschadelik is, maar bij overgangskinderen de aandacht, die toch al onstuimig genoeg daarnaar gericht is, al te zeer op 't seksuele zou kunnen vestigen. ‘Indien 't waar is, dat men stoornissen in hart en maag kan veroorzaken door zijn gedachten te concentreren op de functies van deze organen, dan is dit dubbel toepasselik op seksueel gebied.’Ga naar voetnoot3) * * * Ik kan het litteraire waagstuk van Stijn Streuvels niet geslaagd vinden. M. MOLENAAR. M.S.C. |
|