| |
| |
| |
Boekbespreking
Jan Walch: De Magische Schaal. Internationale keurboekerij dl. I, N.V. Service, Den Haag.
In de Magische Schaal wil Jan Walch een moderne parafrase van de Graal-geschiedenis geven. Hij doet dit echter zonder enig bovennatuurlik motief; Percy is een onschuldige jongen uit 'n bos die per ongeluk tussen de mensen verdwaald raakt. 'n Oude vrouw geeft hem de magiese schaal om deze op z'n bestemming te brengen, maar zegt niet welke deze bestemming is. Via 'n soort spiritistiese séance krijgt hij 'n uiterst vage boodschap; hij maakt alle soorten mensen mee en leert tenslotte zijn bestemming: te geven aan z'n medemensen uit de overvloed der schaal. Alweer: louter stoffelike giften; eten en drinken.
Jan Walch is tenminste iemand die, zoal niet de kúnst van schrijven, dan toch het vak van schrijven verstaat. Dit behoedt hem voor al te grove onduidelikheden en maakt dat hij zelfs onwaarschijnlike situaties toch nog op een enigermate genietbare manier weet neer te schrijven. Er zijn echter boeken die een hogere strekking op 'n meer kunstzinnige wijze aangeven.
KAREL MARTIENS.
| |
H. Monica, door Mgr. Bougaud, - G. Mosmans Zoon, 's-Hertogenbosch, 1931.
Het getuigt van niet bijster veel kijk op (en kennis van) den huidigen tijd, dat een katholieke uitgeversfirma een dergelijk heiligenleven laat vertalen en het licht doet zien. Het boek is zoo melig, sentimenteel en langdradig, zoo larmoyant en oppervlakkig, dat het elk contact met dezen tijd noodzakelijk zal missen (en ook elk contact met een vorigen tijd moet gemist hebben) tenzij met zijn snotterende kwezels (die thans misschien nog enkele uren langer geeuwen en snotteren dan aanvankelijk hun doen was). Moet in het karakter van dit boek de reden gezocht worden dat de illustrator ervan met zijn illustraties niet verder kwam dan de eerste twintig pagina's? Overigens bewees deze teekenaar (wiens naam niet te ontcijferen noch te raden is) hiermede het publiek, dat dit soort heiligelevens nog leest, ongewild een dienst: het teekeningetje, evenals de omslag, is beneden peil. Misschien om in harmonie met den inhoud te blijven. Aan deze harmonie hebben intusschen meerderen medegewerkt. De vertaler is een zekere Henri Bruning, niet te verwarren met:
HENRI BRUNING.
| |
André Delacour: Regards sur le Bois Sacré, éd. Saint-Michel, Paris.
In een proza-bundel van 271 pagina's ziet de schrijver kans, 38 Fransche dichters en prosateurs te behandelen. 't Spreekt wel vanzelf, dat
| |
| |
dit zeer beknopt geschieden moet. Ook is de schrijver hier en daar niet van een zekere oppervlakkigheid vrij te pleiten. Zijn voornaamste beteekenis heeft dit werkje dan ook, als nasla-werk, waarmede men zich over leven en werk van den één of anderen Franschen modernen schrijver spoedig oriënteeren kan.
Eene doorloopende lectuur van dezen bundel valt echter wat saai uit, daar de structuur der verschillende opstellen onderling weinig verschilt. Voorts is de ongetwijfeld zeer belezen auteur wat te kwistig met superlatieven.
F.A. BRUNKLAUS.
| |
Viktor Kolb, S.J. Das Leben des heiligen Ignatius von Loyola, der Stifter der Gesellschaft Jesu, Herder und Co., Freiburg im Breisgau, 1931.
Het leven van een Heilige, als Sint Ignatius, den zielssterken, nobelen stichter van de wereldorde der Jesuïeten, kan niet indringend genoeg worden voorgehouden aan onze verslappende maatschappij. 't Is daarom te betreuren, dat dit werkje, als schriftuur, niet werd, wat men, zooals gezegd, van een Ignatius-biografie verwachten mag: een helden- en heiligenleven, boeiend als een roman, kernachtig zonder dorheid, begeesterend zonder overdrijving, waarmee we niet zeggen willen, dat dit boekje niet alleszins aan te bevelen zou zijn. Men leert er de hoofdfeiten uit dit bewonderenswaardige heiligenleven uit kennen, zoo goed, als de beteekenis zijner daden en geschriften. Er is evenwel een teveel aan gewijde welsprekendheid: Ignatius' leven spreekt voor zichzelf en heeft geen ‘opendoekjes’ van noode.
F.A. BRUNKLAUS.
| |
Severin Rüttgers: Das Buch der Gottesfreunde, mit Bilder von Hilde Eisgruber; Herder Freiburg im Breigau, 1931.
Deze bundel heiligen-legenden, voor volk en jeugd verhaald, is een frissche bron van die eerlijke en verheugende schoonheid, welke aan de kunst van den geboren verteller ontwelt.
De schrijver ontnam zijn stof aan de ‘Legenda Aurea’ en kinderen en eenvoudigen van hart zullen met graagte deze vertelsels lezen en hooren lezen.
De illustraties van Hilde Eisgruber passen zich door een affectielooze volkschheid uitstekend bij den tekst aan.
F.A. BRUNKLAUS.
| |
P.A. Begeer, Van het Leven, verzen, uitg. De Baanbreker, Servire, Den Haag 1930.
Pogingen tot poëzie, welke zelden slagen. De dichter is echter een rechtschapen man, die niet meer pretendeert, dan hij presteert. En in
| |
| |
zooverre komen bij hem vorm en inhoud overeen, dat zijn poëtische pogingen zich uiterlijk niet, als geslaagde gedichten aandienen.
Waar 't pogen een bereiken werd, ontstonden verzen van een directheid, als ‘de Overbodige’ en ‘de Heilsoldate’, waarin een diepe deernis met de schamelen dezer wereld uiting vindt.
F.A. BRUNKLAUS.
| |
Stephan Berghoff: Von Stromern und Vagabunden. Herder & Co. Freiburg i. Br. 1931.
Stephan Berghoff vertelt aangenaam en vlot van 't leven van al de zwervers over Gods rijke aarde. Niet melodramaties en sentimenteel; hij weet de zonnige, blije kant die ook in dit leven zit, evengoed naar voren te halen. Als betere ontspanning is dit boekje volkomen aanbevelenswaardig, terwijl het bij velen interessant zal zijn door het altijd graag gehoorde onderwerp.
K.M.
| |
Prof. Dr. Tihamér Tóth: Mit offenen Augen durch Gottes Natur. Herder. Freiburg i. Br.
Dr. Tihamér Tóth, van wie reeds twee boekjes in 't Vlaams vertaald werden, gaat in dit werkje door met z'n toespraken tot de grotere jeugd. Het grote voordeel van deze toespraken is de frisse toon die hij weet aan te slaan. Men proeft in elke regel de man die de hedendaagse jeugd kent en verstaat en...... liefheeft.
Zijn toespraken ontaarden niet in femelig gezeur dat de jongens moet afschrikken, maar pakken hun. Ze moeten voelen dat hier iemand aan 't woord is die hun werkelik helpen kan, aan wiens woord zij iets hebben.
In 't eerste deel van dit werkje laat hij de wonderen der natuur zien in de meest verscheidene vormen. In het twede deel toont hij aan dat wetenschap niet de ondergang van 't geloof betekent. Men ziet: onderwerpen die in zich niet geheel nieuw zijn, maar hun belang al of niet ontlenen aan de manier van behandelen.
En zoals we zeiden: we geloven dat Dr. Tóth de juiste manier getroffen heeft. Als er van dit boek ook 'n vertaling verschijnt is 't te hopen dat ze niet al te Vlaams mag zijn. Voor wie Duits verstaat raden we de lezing van 't oorspronkelik aan.
K.M.
|
|