Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
Gaat Nederland capituleren?NA geruime tijd geen eigen, zelfstandige buitenlandse staatkunde te hebben gevoerd, is onze regering tijdens, en vooral na de wereldoorlog, vrij plotseling geplaatst voor de taak mede te werken aan de oplossing van internationaal-gecompliceerde problemen, betrekking hebbend op de souvereiniteit en het grondgebied van de staat Nederland. Men kan bezwaarlik zeggen, dat zij tot nog toe in dit opzicht een schitterend figuur geslagen heeft, al kan het gebrek aan scholing, dat háár schuld niet is, als een verontschuldigende mede-oorzaak gelden. Maar dit gebrek aan nederlandse traditie verleidde haar dan toch maar tot het verlaten, minstens tot een afdwalen van het enig juiste standpunt, dat elke nederlandse regering kon en moest innemen: het nederlandse standpunt! Haar onjuist beraden, want door vrees ingegeven indiening van het Moerdijk-kanaal-ontwerp Van Karnebeek is gestrand op het verzet van de ‘nationale oppositie’. Buiten weten van ons volk om schijnt de regering echter later weer berust te hebben in een grotere zeggenschap van de Rijnvaart-commissie over nederlandse wateren dan deze commissie rechtens toekwam, in een gedeeltelike abdicatie dus van Nederlands souvereine rechten. En thans is in vergevorderde staat van voorbereiding een ontwerp Moerdijk-kanaal-Beelaerts, dat, ondanks diens zeer stellige beloften, (beloften, dat dit niet het geval zou zijn, dit voorjaar nog aan de Volksvertegenwoordiging gedaan), inderdaad de essensieële trekken van het in 1927 door de Staten-Generaal verworpen Moerdijk-kanaal vertoont. De mededelingen van het Dagblad van Noord-BrabantGa naar voetnoot1), het uiterst aktieve, en enigst Brabants orgaan dat een nederlands standpunt weet in te nemen, - meer nog de daarop gevolgde dementi's vanuit Genève, d.w.z. uit de | |
[pagina 167]
| |
omgeving van de minister zelf, en allerduidelikst de interpellatie De Savornin-Lohman van 14 Oktober 1931Ga naar voetnoot1) in de Eerste Kamer hebben afdoende bewezen, dat minister Beelaerts van Blokland voornemens is het nederlands standpunt los te laten, om zich op het belgies te plaatsen, zo hij dit al niet reeds gedaan heeft. Hiertegenover past slechts, in het voetspoor van zovele eminente voorgangers, een volstrekt afwijzende nationale, in casu nederlandse houding.
Wie zich hiertegen wenst te beroepen op de ‘internationale geest van Genève’ - als Wibaut deedGa naar voetnoot2) - antwoorden wij met Professor R. Hennig: ‘“Internationale Gesinnung”.... mag vielleicht in 1000 Jahren einmal zeitgemäsz sein; heute ist sie ein übler Anachronismus, der den Staat und den Wohlstand seiner Bevölkerung in gleicher Weise schädigt’.Ga naar voetnoot3) Wij gelòven vooralsnog niet aan een Genève, dat de rechtvaardigheid miskent, dat een instrument in handen der overwinnaars is om hun machtspositie uit te buiten. Wij kùnnen als Nederlanders niet geloven in de rechtvaardigheid van een eventuele ‘internationale geest’, die ons slechts nadeel, onze buurstaat slechts voordeel brengen zou..... op ònze kosten. De internationale geesten dienen stevig binnen de Geneefse muren gehouden te worden, maar geen onheil te zaaien over een aarde die niet ‘rijp’ is - zegge men - hun ‘goede gaven’ te ontvangen. Hoger geest dan die van ‘recht’ kan momenteel tussen twee staten niet heersen; de geest van Genève is voorlopig | |
[pagina 168]
| |
zelfs nog niet toe aan ‘recht’, laat staan dat zij die overstijgen zou.Ga naar voetnoot1)
De Scheidingsacte van 1839 gaf België recht - tegen vergoeding van fl. 400.000 - voor zijn scheepvaart gebruik te maken van denederlandse z.g. Tussenwateren, dat zijn de wateren tussen Schelde en Hollands Diep. Deze Tussenwateren werden geen internationaal bezit, zij bleven ondanks dit belgies servituut wat zij altijd geweest zijn, zuiver en volstrekt nederlands bezit. België kreeg het recht er op te varen, terwijl Nederland aan België kon aanwijzen hoe het te varen had. Waar de betreffende artiekelen in de Scheidingsacte (art. IX § 5 en 8) bepalingen zijn van strikt recht en een eenzijdig servituut leggen op Nederlands tusschenwateren, kan er geen sprake van zijn, dat zij in bredere dan letterlike zin geïnterpreteerd zouden moeten worden; België kan dus krachtens deze bepalingen slechts eisen wat er letterlik stáát. In 1839 voor onbepaalde tijd verplichtingen opleggen zonder ook maar iets te weten over toekomstige techniese mogelikheden, scheepsbouwontwikkeling, enz. ware volslagen waanzin. België kreeg dus een recht op de nederlandse Tussenwateren te varen, Nederland de plicht de Rijn-Schelde-verbinding te onderhouden in een toestand die even goed is als de verbinding van 1839 was; niet dus om ze beter te maken, of in overeenstemming te brengen met toekomstige mogelikheden! Niet de plicht enig bepaald water te ‘onderhouden’ - hetgeen met de techniese middelen van toen zeker onmogelik was -, slèchts om een vaarweg in de Tussenwateren aan te wijzen aan de belgiese schippers ter verbinding van Antwerpen met de Rijn. | |
[pagina 169]
| |
Nu heeft in 1866 de nederlandse regering het vrijwel onbevaarbare, zo goed als verzande Kreekrak en het in dezelfde staat verkerende Sloe afgedamd, om zo een verbinding tussen de vaste wal van Noord-Brabant en de zeeuwse eilanden, i.c. Zuid-Beveland en Walcheren mogelik te maken. Over de afsluitdam is toen de grote spoorweg gelegd, die Vlissingen en geheel Zeeland in verbinding bracht met de rest van het land en Duitsland. Heeft Nederland toen volstaan met België daarna als vaarweg aan te wijzen de vaart westelik om de eilanden heen? Integendeel: Nederland groef het voor die tijd moderne kanaal Wemeldinge-Hansweert, dwars door Zuid-Beveland, van een diepe plaats in de Wester-Schelde naar een diepe plaats in de Ooster-Schelde. Een engels, frans en duits ingenieur hebben deze waterverbinding als ruimschoots aan de eisen van de scheepvaart voldoende, geprezen. Hiermee kreeg België een vaarweg die onvergelijkelik beter was dan de oude, bijna verlaten weg door het Kreekrak, beter ook - want veiliger en sneller -. Gedurende de tot stand koming van deze nieuwe spooren waterverbinding heeft België geprotesteerd. Maar Nederland heeft deze protesten naast zich neergelegd, en daardoor feitelik zijn standpunt gehandhaafd, dat Nederland volkomen vrij is op eigen territoir te ondernemen wat het wil. Bovendien was het kanaal een schenking van Nederland aan België, waarop het in de voor die tijd voortreflike vorm geen enkel recht kon doen gelden. Tenslotte heeft België zich neergelegd bij de nederlandse opvatting.Ga naar voetnoot1) Er zat niets anders op..... | |
[pagina 170]
| |
Na de wereldoorlog trad een nieuwe, thans nog onvoltooide, faze in van belgiese eisen en reclames. Eerst heeft men in overwinningsroes, geprobeerd zijn doel te bereiken op de meest ‘eenvoudige’ manier: annexatie van Zeeuws-Vlaanderen met de Schelde, en van Limburg. Naderhand is België zijn politieke eisen gaan camoufleren, werden zij gesecundeerd door de ekonomiese, zoals wij die thans nòg kennen: Antwerpen behoeft voor zijn volle ontplooiïng een rechtstreeks kanaal van Antwerpen, liefst van de Antwerpse dokken, naar de Rijn, i.c. het Hollands Diep. Voor wie de zaken in hun meest eenvoudige vorm neemt, en zich niet blindstaart op techniese, waterstaatkundige kwesties, is ook deze eis in diepste wezen annexionisties. De belgiese regering wenst, niets meer, maar ook niets minder, dan Antwerpen te maken, naast Rotterdam, tot de twede grote Rijnhaven, ten koste van Nederland. In het delta-gebied der Nederlanden echter is sinds onheuglike tijden Rotterdam de Rijn-mond, Antwerpen de Schelde-mond. Dat sinds de Scheidingsregeling Antwerpen kon toenemen in betekenis als Rijn-haven heeft het te danken: eerstens aan de Antwerpen uiterst gunstig gestemde politiek van koning Willem I tijdens de jaren van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830), - niet voor niets hebben de antwerpse kooplieden zich in 1830 verzet tegen de scheidingsplannen! - twedens aan het België verleende recht van vrije vaart op de Tussenwateren, de wateren tussen Rijn en Schelde. Positief bewerkt gedurende de vereniging, passief toegestaan sinds de Scheidingsregeling heeft | |
[pagina 171]
| |
Deze, aan het Dagblad van Noord-Brabant ontleende, schematiese tekeningen geven het verschil aan tussen de strekking van het plan van ir. E. van Konijnenburg, met de open Schelde-verbinding, en dat van Minister Beelaerts van Blokland, met het gesloken kanaal.
| |
[pagina 172]
| |
Nederland Antwerpen's bloei, ook door zijn Rijnverbinding mogelik gemaakt, zó, dat deze haven thans, ook in deze crisistijd, tot één van de grootste en welvarendste van het vasteland van West-Europa behoort.
Met deze welwillende houding van Nederland echter niet tevreden, blijft België bij voortduring streven naar verlegging van de Rijnmond van Rotterdam naar Antwerpen. Want hierop komt het Moerdijkkanaal-Van Karnebeek, komen alle pseudo-Moerdijkkanalen, waaronder het laatste van onze huidige minister Beelaarts van Blokland neer. Een groot, gesloten kanaal dat aan de Rijn begint vóór de Rijnschepen Rotterdam bereiken, en dan rechtstreeks naar de Antwerpse dokken voert, is een onmiddellike en direkte bedreiging van Rotterdam, maar niet van Rotterdam alleen (op zich een gewichtig nederlands belang), evengoed van gans Nederland, inzover het Zuiden, zeker West-Brabant en Zeeland sterker op Antwerpen-België dan op het Noorden georiënteerd zouden worden, waardoor politiek een groepering en richting zou ontstaan, juist tegenovergesteld aan die, welke door ieder der elf miljoen Nederlanders gewenst moet worden. Verwerpelik is daarom ook het Kanaal-Beelaarts van Blokland, omdat dit een gesloten kanaal van Antwerpen naar Dintelsas (vooral Antwerpen-Bath, zie bijgaand schetskaartje) blijkt te zijn, - omdat het dientengevolge de wezenlike karaktertrekken van het zo terechtverworpen Moerdijkkanaal vertoont.
Wat wil de groeiende, nederlandse oppositie tegen het laatste plan van de minister van Buitenlandse zaken dán? Wil zij wellicht niets? Het zou geenszins een dwaasheid zijn hierop bevestigend | |
[pagina 173]
| |
te antwoorden. België heeft, krachtens de Scheidingsregeling, geen enkel recht op iets meer dan het heeft, - integendeel! En de Nederlandse regering heeft het volk zelfs enige tijd gesuggereerd, dat zij van plan was te volstaan met een verbetering van de bestaande vaarweg (men denke aan de aanmerkelike verbeteringen, aangebracht in het onderdeel Hellegat van de bestaande vaarweg via het Zuidbevelands kanaal). Dit zou inderdaad afdoende zijn. De in Genève opgeroepen geesten echter die het bedenkelik op minister Beelaerts blijken voorzien te hebbenGa naar voetnoot1), hebben Nederland - regering en volk - bewerkt tot een schenking aan België, welke in royaliteit alle nederlandse precedenten van dien aard overtreft. Want behalve een verbetering van de bestaande waterweg, is Nederland bereid - zonder hiertoe in het minst verplicht te zijn - België een kanaal te schenken op het gebied van de Tussenwateren, dat een zeer veilige en gemakkelike verbinding van Antwerpen met de Rijn tot stand brengt, maar niet de vaart monopolisties op Antwerpen zou richten.
Toen de nederlandse regering na de verwerping van het Moerdijk-kanaal met lege handen stond, heeft de Nationale Unie de vermaarde waterstaatkundige Ir. E. van Konijnenburg een kanaal laten ontwerpen, dat wij - bezeten als wij nu eenmaal zijn door de geesten van Genève! - België cadeau willen doen. De nederlandse regering heeft dit Konijnenburg-plan in den aanvang ‘met huid en haar’ overgenomen, klaarblijkelik | |
[pagina 174]
| |
als zij daardoor uit een dubbele impasse gered werd: eerstens werden de lege handen gevuld, bovendien was dit ontwerp afkomstig van de nationale oppositie, die hiertegen uiteraard geen bezwaren zou doen gelden.Ga naar voetnoot1) Helaas riep de nederlandse afgrond van welwillendheid en royaliteit geen belgiese afgrond van dankbaarheid op. Niet dat wij die begeerden, maar een belgiese reactie van erkentelikheid zou normaal en redelik geweest zijn. Het tegenovergestelde gebeurde: de afgrond van goedgeefsheid riep een nieuwe afgrond van begeerlikheid in België op - van welke afgronden overigens heel het histories gebied van België's politieke geschiedenis is doorgroefd. Nil novi sub sole! Reëel zou toen geweest zijn, dat Nederland met dezelfde on-aandoenlikheid, waarmee het eventuele belgiese dankbetuigingen naast zich neer had kunnen leggen, de belgiese honger naar steeds meer nederlandse concessies had afgewezen. Op ondergeschikte, techniese details had Nederland overleg met België welwillend kunnen toestaan, - overigens had het België voor de keus kunnen stellen: het geschenk te aanvaarden, gráág of niet. Wellicht dat dan de geesten met schrik naar hun Geneefse heimat waren teruggevloden, op de - korte - duur had wellicht belgies verstand de leeggekomen plaats wel ingenomen. Waar voor Nederland geen enkele verdere verplichting bestaat, kan het zich veilig op zijn rechtsstandpunt plaatsen. De kleine staat Nederland, die de internationale politiek slechts van verre en als belangstellende volgt, hoeft niet vóór te gaan in sommiger internationale pogingen Nederlands grondgebied te internationaliseren. Het zou het begin zijn van het einde van Nederlands zelfstandigheid! | |
[pagina 175]
| |
Gebrek aan histories-bewuste politiek, slechts een traditioneel treden in het doodlopend voetspoor van minister Van Karnebeek, deed toen minister Beelaerts breken zijn belofte aan de nederlandse Staten-Generaal: geen Moerdijk- of pseudo-Moerdijkkanaal te zullen toestaan, - deed een nederlands regeringspersoon wederom buigen voor machtsspreuken van grote of quasi-grote mogendheden. Heel de affaire had de miserabele vertoning in de Eerste Kamer ten gevolge, toen deze minister door de volksvertegenwoordigers ter verantwoording werd geroepen, en door te zwijgenGa naar voetnoot1) slechts kon toestemmen, om veroordeeld te worden als maar zelden een minister overkomt. Tegenover minister Beelaert's kanaalplan past slechts één nederlands plan: dat van Ir. E. van Konijnenburg, het z.g. Eendrachtskanaal, waarover wij in een volgend nummer nog het een en ander hopen te schrijven.
eindhoven GERARD KNUVELDER. |
|