Roeping. Jaargang 10(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Verdrietig liedje voor Carolien Hij heeft je laatste woorden voorgelezen, de kamer was in schemer, er brak iets in zijn stem. Ik voelde, zwaar, de tranen opkomen en staarde weg, naar buiten, naar de boomen waar een tak groen bloeide, zoo lichtlentelijk achter het raam zoo licht en zuiver, als jouw wezen altijd bloeide, vol in Hem. We hebben niet begrepen. hoe je, zoover van ons weg kon gaan, we stonden en konden elkaar niet troosten want zoo hoog ben je boven ons gevlogen, dat het licht in onze oogen zacht gaat wapperen en dooven plots, door tranen, Ik kan nu slechts in droomen en gebeden naast je staan en soms, eerbiedig, naar je foto kijken. Wat moet er, voor ik bij je ben, veel van me wijken en stil vergaan. HANS VAN ZIJL Vorige Volgende