Roeping. Jaargang 4(1925-1926)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 479] [p. 479] Aan M.S. Heel langzaam en heel mooi: Het schuchter ontluiken onzer jonge liefde, Recht onder de brandende zon van God! Gelouterd onder Zijn zwijgende nabijheid, Weerglans van Gods eeuwige Liefde! Laat ons nu voortgaan, kind! Achter ons: De pijnigende onzekerheid. En toch: waar ging ik zonder jouw beeld in m'n ogen? Voor ons: De wijde vlakte van 'et geteisterde mensdom: In hun hart ging de Liefde verloren...... Laat ons nu voortgaan, kind! De mensen hebben ons nodig En wij zijn sterker, nu. - - - - - - - - - - - - - - Recht boven ons, nog altijd De brandende zon van God! PIET LUKKENAER. Vorige Volgende