'n levensideaal? Kan en mag dat altijd bestreefd worden? Zal, hoe sterk en intens onze streving ook is, voor het einde van dit leven toch nooit dat ideaal worden bereikt?
De schoonheid, ('n nadere begripsbepaling volgt in 'n twede artiekel) juister, de schoonheid in de werkelikheid, het konkrete zijn, is door geen graad gebonden, wordt door geen streving uitgeput, tenminste in zijn hoogste verwezenliking. De werkelikheid omvat niet alleen de natuur, ook de bovennatuur. Of is de genade misschien minder werkelik dan een aalmoes in geld.
Integendeel de geestelike werkelikheden in ons leven zijn de hoogste, de echtste, de schoonste. Alle werkelikheid heeft schoonheid en de hoogste werkelikheid God heeft de hoogste schoonheid, door geen graad van zijn, geen glans van zijn, van werkelikheid beperkt.
Zo ziet men, hoe pas na de dood in de zalige aanschouwing het doel van ons streven verwezenlikt wordt door de erkenning, naar volheid van ons vermogen, van de hoogste schoonheid in de werkelikheid.
Het strevingsvoorwerp van 't idealisme is ten slotte God, die alle schittering van zijn, alle schoonheid legde in Zijn schepselen. Idealisme is 't streven naar 't zien van de afstraling Gods, 't zien van God; God bewust tegen kómen in Hem zelf en in de schepselen, in zoverre Hij voor ons kenbaar, bestreefbaar is.
Levensstreving. Met opzet werd in de bepaling gekozen ‘erkennen der werkelikheid’ en niet ‘zien’. Erkennen richt aanstonds tot praktiese gevolgtrekkingen. Op de erkenning in 't verstand, de erkenning metterdaad. Op de kennis volgt de terugwerking van de wil, op 't bevel van de wil, de daad. Dat zal dus zijn een daad van idealisme, dat ons tot sterker streving, tot verder zoeken aanspoort. De oprechtheid onzer erkenning eist daden overeenkomstig de hoogte der ontwaarde schoonheid, harmonie met die schoonheid.
Sluit zo ons levensinzicht, - dus levensdrang - niet aan tot een prachtig geheel? Onze streving naar eenheid, waarheid en goedheid, naar de ontwikkeling van ons zijn, in natuurlike en bovennatuurlike zin - ten slotte onze volmaaktheid - vindt zijn juiste weg in de idealistiese levensstreving.
Zo kan men dan ook van iedereen, van welk temperament, welke overtuiging, welk beroep of welke stand hij moge zijn, eisen dat hij erkenne als mens, als kristen, wat hij is in werkelikheid; zo moet iedereen zijn: Idealist.
JÉR. VERMIN M.S.C.