Roeping. Jaargang 4
(1925-1926)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 430]
| |
Geestelike ervaringenTegen de sleur.Veel gebruikt wordt zo makkelik slordig gebruikt. Vandaar de aktuele waarde van 't kleine boekje: ‘Van de H. Communie tot de H. Drie-eenheid’Ga naar voetnoot1). Oorspronkelik geschreven in 't frans door de bekende Dominikaan Pater Bernadot, in goed nederlands vertaald door 'n Pater Benediktijn uit Oosterhout, vestigt dit klein maar zo rijk-geladen werkje onze aandacht op de allergrootste gebeurtenis van de kristelike dag: de ontvangst der H. Hostie; en verhaalt ons van de geweldige dingen, die op dat schijnbaar zo doodgewoon ogenblik zich voltrekken, in volle werkelikheid, in iedere kommunikant: ook van de beste manieren, om zoveel mogelik dit sterk en verheven ogenblik te laten inwerken op heel de dag. Wat maakt dit kleine boekje ons blij! Want wat 'n ontstellende rijkdom in 'n menskind: en daarbij op wat eenvoudige wijze komt dat grote in ons! Dit besef en tevens in 't vooruitzicht de mogelikheid, dat 't leven zich vormen gaat naar 't geen 's morgens in ons geschiedt, zal ongetwijfeld krachtig helpen om deze wonderbare vereniging van menselik met goddelik leven bewuster te ondergaan, en van dit ogenblik 't diepste te maken van heel de dag. Dit is allereerst van 't allerhoogste persoonlik belang, maar ook - vergeten we dat nooit - van allerhoogst apologeties belang Want 't feit, dat 'n katoliek gelooft: in de H. Hostie Jezus te nuttigen; en 't andere feit, dat, ondanks deze nuttiging, 't katoliek leven in z'n geheel zo weinig eucharisties nog is, zo weinig denkt en doet als Jezus; deze tegenstelling is 'n geweldig beletsel voor 'n opmerkzaam andersdenkende om de waarheid bij ons te vinden, waar ze nochtans alleenlik is. En nu hebben we in de praktijk er altijd rekening mee te houden, dat de H. Hostie ons niet tot de orde roept: daarvoor is ze te bescheiden. Dit moeten we zelf doen: door ons op te werken tot 'n diepe geloofsovertuiging, die momenteel wel 'ns verslappen zal, maar die de vervlakking en onbewustheid als toestand van ons verwijderd houdt. Die geloofsovertuiging ontbreekt maar al te zeer, en zeer juist tiepeert 't voorwoord van dit boekje de eucharistiese stand van 't ogenblik: ‘Wel mogen wij God bizonder dankbaar zijn, dat er tegenwoordig zo vele zielen zijn, die dagelijks tot de Heilige Tafel naderen. Jammer echter - de ervaring noopt om het te bekennen - dat een groot aantal dezer niet genoeg voordeel trekt uit de dagelijksche H. Communie. Zeker, zij zijn oprecht vroom, zij houden veel van O.L. Heer en naderen Hem met de zuivere meening welke de H. Kerk daartoe vordert. Wat ontbreekt hun dan? Zij gaan niet voldoende op in het eucharisties mysterie, dringen niet ver genoeg door in de diepe werkelikheden van de H. Communie’. Maar met dit boekje wordt dit opgaan en indringen heel wat vergemakkelikt: temeer daar de taal volstrekt niet schools noch kerks is, maar eenvoudig, warm en helder, zoals 'n gevoelige wijze altijd spreekt en schrijft. 't Is ook op de tijdgenoot volkomen berekend, die terecht afkerig van honing-zoete devotiën in verouderde vormen, terug wil naar de onversierde, maar daardoor juist zo sterk in 't leven grijpende werkelikheden van 't rooms katoliek geloof. M.M. |
|