Roeping. Jaargang 4
(1925-1926)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 424]
| |
Het geestelik boekMaggy - P. Martial Lekeux franciscain - Librairie 't Is een vreemde blijdschap na lezing van dit boek, Luik 'ns te zien met z'n Rue de Hesbaye, waar 't meisje Maggy gewoond en gezwoegd heeft: te mogen spreken met de broer, die dit leven beschreef, met Maggy's wonderbaar sterk ‘Mamke’ en met Jeanne, de stemmige vrome vriendin: te mogen aanraken ook 't geen Maggy bezat en naliet: onnozelheden zo ge wilt, brieven, aantekeningen muziek-kopie, linten, medailles, potloden, naaiwerk, nu echter sinds haar verscheiden, sinds 't publiek worden van haar heilige geheimen, kostbaarheden, door ‘Mamke’ vooral, met zorg gepakt en vereerd. En intusschen zat Mamkes kleindochtertje ‘ons twede Maggy’ zei Pater Lekeux, vol aandacht te snoepen van Mamkes besjes. De Pater, 't moederke, en Jeanne: 't zijn allen eenvoudige mensen: maar met welk 'n overtuiging, met welk 'n bovennatuurlike vanzelfsprekendheid zonder poze of aangeleerdheid: ze zijn mild, blij, en rustig. Het is voor hen van zo weinig belang wat ze doen, wat er in Luik gebeurt: want ze zijn wijs, en schatten personen, dingen en voorvallen naar hun zuivere waarden. Niets verrast hun meer: ze zijn op alles voorbereid, ze boeien door de edele onbezorgdheden te midden der gebeurtenissen, door de kontrasten van hun stoutmoedige en ondernemende liefde en ootmoedige volkomen berusting, van hun mateloze toewijding en toch strenge zelfcontrole: in de praktijk van hun leven liggen de zwaarste problemen van askese en mystiek opgelost. * * * 't Boek ‘Maggy’ heeft geen enkele litteraire pretentie: ‘j'ai écrit simplement ces pages en écoutant mon âme. (Qu'on veuille donc n'y point chercher de littérature, et se contenter des choses elles-mêmes.’. (Introduction III). Maar door deze beluistering van eigen ziel is dit boek oneindig meer dan 'n koele kroniek, verheft zich ver boven de loutere stichtings-tendent, die zo spoedig zalvend en pekerig wordt, en krijgt 't de waarde, de boeiende hartelike waarde van 'n spontane getuigenis, hoe schoon de broer zijn heilige zuster vond, die zelfs haar leven voor hem wist op te offeren. Van zelf zal zo'n vurige schrijvers-gesteltenis tot 'n strenge biografiese vorm van z'n werk niet komen: ze geeft tableaux, ze belicht haar heldin langs verschillende zijden: ze gaat rap en scherp te werk. Noem daarom dit boek onsystematies, wat geeft dat! 't Leeft, 't leeft sterk en kloppend: en uit de markante afzonderlikheden ontstaat ten laatste in U en in mij, noodzakelik 't vurig en nooit te vergeten zinnelik en geestelik geheel van Maggy's zeldzame persoonlikheid. Nochtans - dat spreekt - niet deze vlotte en onklassieke werkwijze is aller- | |
[pagina 425]
| |
eerst de oorzaak van 't geweldig sukses, dat dit boek mag beleven: 'n tachtigste uitgaaf, 'n Vlaamse en Duitse vertaling, vooral in velen 'n kristeliker levensbesef, waarvan 'n stapel brieven getuigen kan. 't Sukses komt van de persoon van Maggy zelf, die in 't bezielde en bezielende proza van haar broer ten leven opgewekt, aan zoekende en teleurgestelden in deze onzalige tijden de weg wijst naar 't diep en sterk geluk, naar de altijd imponerende zedelike grootheid, verkregen door zelf-verzaking en toewijding van anderen. Wie zou de redding niet willen uit deze onvrede en zedelike minwaardigheid: vooral wanneer ze komt van dit drie- en twintigjarig meisje, dat om haar heldhaftigheid en vergeesteliking volstrekt niet de beminnelikheid en gevoeligheid van haar jong-vrouwelike natuur heeft verloren, en zo duidelik bewijst - gelijk haar broer zei - ‘dat zelfs in de wereld, zelfs te midden van 't meest opzienbarend bezige leven, 't mogelik is om 'n kontemplatief te zijn, te zweven in de Liefde, en te heersen over de wisselvalligheid', (Introduction III). 't Sukses van dit boek komt van de persoon van Maggy, die in deze dagen van volks-afval - waartegenover de priesterschap vaak onmachtìg zich verhoudt, wat Limburg bewijst - prakties aantoont, dat in 't leken-apostolaat 't meisjes-apostolaat de beste verbinding vormt tussen kerk en volk. Dit in deze tijd te ervaren in dit verbijsterend meisjes-leven, maakt de beschrijving van dit leven biezonder aktueel, Nog onlangs kon men naar aanleiding van 'n oproep door de direktrice van de Maatschappelijke School te Amsterdam, bemerken hoe zeer men nog twijfelend staat tegenover de kracht van 't meisje als leken-apostel. Maggy intussen bewijst, hoe weldadig dit nieuw apostolaat kan zijn, bewijst echter ook de onmisbare voorwaarden: meer dan middelmatig geloofs-besef volstrekte toewijding uit bovennatuurlik beginsel, afwezigheid van elk soort sociaal dilettantisme. Het is daarom zo'n verblijdend verschijnsel, hoe juist dââr waar de nood aan vrouwelik apostolaat 't scherpste gevoeld wordt: ik bedoel: in de mijnstreek en in de grootstad, al reeds sinds enige jaren gewerkt wordt aan de tot-standkoming van zulk 'n onmisbare vrouwelike sociale hulp: en wel op de twee R.K. Scholen voor Maatschappelik werk te Sittard en te Amsterdam. Het ideaal ‘Maggy’ zal deze beide inrichtingen doelbewuster haar vormende arbeid doen voortzetten: 'n nieuwe tot nog toe te weinig gebruikte kracht gaat zich werpen in de strijd om 't behoud en de verbreiding van 't katolicisme: de kracht der vrouwelike charitas, waartegen niemand ten slotte bestand is, * * * Want wie was Maggy? Tot haar 19de jaar 'n gewoon meisje: vroom als ge wilt, graag zich gevend, met mate echter, zonder offer, en eigenlik omdat in 't geven iets aangenaams is. Lekeux zegt: ‘Ze scheen trouwens veel minder dan wie ook, gemaakt om 't klassiek ideaal der heiligheid te verwerkeliken. Dit guitig, spontaan en uiterst nerveus meisje had 't nooit kunnen uithouden in | |
[pagina 426]
| |
'n nis.... Oorspronkelik, zeer persoonlik, eigenzinnig tot koppigheid toe, had men haar gemakkelik van hoogmoed beschuldigd, als men er geen rekening mee hield, dat al deze buitensporigheden 't geheel natuurlik gevolg waren van 'n vurig temperament, dat van konventies niets afwist noch ze kon aanleren’. bl. 24. Ze wilde genieten van 't leven: op edele wijs natuurlik: in kontakt met 't fijnste intellekt en gemoed der mensheid: ze wilde geen enkele plicht verzuimen: zelfs meer doen en sociaal werken: maar 't godsdienstige bleef teveel ornament: 't was de vurige gist niet in 't deeg van haar leven. Totdat ze in 'n vurig gesprek met haar broer ineens gesteld werd voor 't kristelik offer: afzien van 't leven, zoals ze dat als zuiver jong meisje gedroomd had, edel en voornaam: 'n studieleven in 'n intellectueele en elegante omgeving: ‘zich storten in 't licht: en dan schitteren gaan door dat verworven licht; bemind worden om deze schoonheid en verdienen bemind te zijn, en op haar beurt weer hoogstaande mensen beminnen’. Ofwel als onderwijzeres geld gaan verdienen voor haar ouders: waar ze geweldig tegen opzag: ‘ik zou liever dood gaan, zei ze, in haar verzet tegen haar broer: ‘je weet heel goed, jij, hoe zeer ik behoefte heb om te studeren, om vrij te zijn, hoezeer ik behoefte heb om omringd te worden door mooie, vriendelike dingen naar mijn smaak. Dát: dat is heel m'n leven’. (blz. 3). Na geweldige strijd - ge moet dat lezen in 't boek! - bracht ze dit offer. Ze was er versuft van. ‘En Maggy leunde met haar hoofd tegen m'n schouder, en terwijl ze aldus insliep, lachte ze in haar slaap. En ik bad Christus, aan wie zij zich gaf, om haar Zijn engel te zenden tot sterkte’. (blz. 12) Sindsdien heeft dat kind, met vaak hevige inspanning, zich ontwikkeld in offerliefde: op school en buiten de school in de luikse volkswijken der Vlamingen. Vooral onder de oorlog werd deze liefde heldhaftig: elke week verrichtte ze zo'n 200 huisbezoeken, in de ellendigste krotten van mijnwerkers en fabrieksarbeiders. Ze gaf weg, wat ze had van haar zelf of van anderen: armoe in anderen verdroeg ze niet: uit princiep deed ze niet aan ‘opvoedkundige’ aalmoezen: daarbij bad ze veel, minstens 2 uur per dag, zei haar broer: en deed boete, want ze droeg 'n cilicium. Aldus bracht ze de heftigste anti-klerikalen terug in de Kerk: en leidde ze persoonlik naar de biechtstoel. Dikwijls tot diep in de nacht zat ze daarna op haar kamer te werken en te bidden. Bezorgde mensen keurde dit sjouwen scherp af: ‘Ik zal de eeuwigheid hebben om uit te rusten’, zei ze lachend. ‘'n Beetje vroeger of later, wat geeft dat, als alles maar wordt gedaan voor God’. ‘M'n arme moeder, zei ze 'ns tot haar vriendin Jeanne, maakt zich uiterst bezorgd over m'n drie broers die in de oorlog zijn. Maar ik voor mij weet dat ze terugkomen: ik heb mijn leven voor hen opgeofferd’. Vanaf dat ogenblik dacht ze heel veel aan de dood. Op de 8ste December 1915 ging ze bidden bij 't lijk van 'n meisje, en zei, toen ze wegging tot haar | |
[pagina 427]
| |
vriendin: ‘Binnen 3 maanden zal 't mijn beurt zijn. Maar ik zou graag hebben, dat men bij m'n begrafenis blauw gebruikte: dat is wat vrolijker dan zwart’. Ze was volkomen gezond, en moest haar ouders op haar dood voorbereiden: de 1ste Maart 1916 zag ze 't salon tuis fijn schoon gemaakt en geheel nieuw ingericht: ‘O, wat 'n prachtige sterfkamer, riep ze. Juist in 't midden, is er plaats voor m'n doodskist.’ De volgende dag kwam ze binnen met bloemen, ze ging boven op tafel leggen in volle lengte, en riep haar moeder: ‘Kijk, zei ze, de kist moet nog al groot zijn.’ - ‘Maggy, zei moeder, waarom doe je me toch zo verdriet.’ Maggy glimlachte. De vierde Maart, dikteerde ze in de klas iets over de dood: daarna zei ze: ‘Beste kinderen, herinner jullie altijd dit diktaat: want heel binnenkort zul je zien, dat men heel gauw uit deze wereld is.’ De volgende 3 dagen nam ze op verschillende plaatsen afscheid, bracht de adressen van haar vlamingen in orde, en gaf al 't geld weg, wat ze nog had. De 8ste, Aswoensdag, vroeg ze haar moeder om wat as mee te nemen uit de kerk. Moeder drukte daarmee 'n kruisje op haar voorhoofd en zei: ‘Herinner U dat gij stof zijt, en tot stof zult wederkeren.’ 's Middags ging Maggy te bed. Toen moeder haar haren wat rechtstreek, zei ze: ‘U moet me ook wassen’. De dokter werd gehaald, maar deze kon niets vinden. 's Avonds om tien uur riep ze opnieuw: ‘Mama’: 'n lichte hoest gaf haar toen opeens 'n bloedspuwing. Terstond haalde men de dokter. En toen men haar verzorgde, zei ze tot haar moeder: ‘ik heb geen pijn, hoor.’ Toen hief ze haar ogen op naar 't beeld van de Moeder der Smarten, ze glimlachte vreemd en lang, en zei toen zachtjes: ‘Mama’. Moeder hield haar armen om haar heen: ze zag, hoe Maggy's mooie ogen onbewogen bleven: Maggy was 23 jaar oud. Toen men ze wilde begraven, vond men geen hemd meer om 't haar aan te doen: ze had alles weggegeven. En op de dag van de begrafenis, ofschoon 't afschuwelik weer was, kwamen duizenden arme mensen naar 't sterfhuis: de straat, waardoor de lijkstoet trok, was aan weerszij vol volk. En nu nog altijd door wordt er gebeden op 't graf van Maggy: 'n tiental auto's, vertelde de Pater, staan soms te wachten bij de kerkhof-poort. * * * Ik heb U van Maggy heel kort verteld: ge moet zelf haar innig leven 'ns lezen. Zij vertelt U 't geheim van veel doen in korte tijd, veel verduren en toch altijd vol glimlachende moed: zij vertelt ze 't geheim van 't waarachtig sociaal werk, dat niets anders is als 'n geven zonder baatzucht, zonder finantieel berekenen, altijd in Jezus en om Jezus. Maggy's taak is niet ten einde: ze heeft nog veel te leren aan velen: allereerst de vorm van haar werk: 't meisjes-apostolaat: maar bovenal de geest van haar werk, waardoor dit wezelik apostolies geworden is. M.M. |
|