Roeping. Jaargang 4
(1925-1926)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 278]
| |
Geestelike ervaringenDe tegenwoordige tijd.Pater Jacobs, 'n man midden in 't hevige sociale leven van Zuid-Limburg sprak op 'n oprichtingsvergadering van ‘Geloof en Wetenschap’ o.a. 't volgende: ‘Men kan alle mogelik kwaad zeggen van onze tegenwoordige tijd. Maar hij heeft veel goed - en o.a. zeker dit: dat hij beu is van de oppervlakkigheid: dat er drang is naar verdieping van 't leven, op godsdienstig gebied, op wetenschappelik gebied. Drang naar ontwikkeling in alle rangen der maatschappij: men merkt 't op kursussen en praat-avonden: er is belangstelling, zucht naar weten en begrijpen, en voldoening over 't begrijpen, zelfs daar waar men op 't eerste gezicht alleen belangstelling voor voetbal, sport en vermaak zou vermoeden. Ik geloof werkelik, dat onze tijd beter is dan hij oppervlakkig schijnt. .... Dit is wel een dier schone verschijnselen van onze tijd, dat alleen nog mensen met 'n verouderde 19eeuwse geestesgesteldheid, en naieve oppervlakkelingen rationalist zijn gebleven, en menen, dat de ratio, de rede alleen, de laatste letter van alle problemen moet kunnen vinden. De 20ste eeuw is reusachtig vooruitgegaan op de 19de: en dan bedoel ik niet vooruitgegaan onder technies en ekonomies opzicht, maar intellektueel: want 't materialisme, dat de 19de eeuw kenmerkte is intellektueel doodgegaan, en 't rationalisties denken is uitgeleefd. En nooit was als nu het intellekt van Europa gericht vol belangstelling op 't religieuse vraagstuk - nooit leefde sterker 't bewustzijn van de mogelikheid van 't mysterie, 't onwillekeurig hunkeren naar 't bovennatuurlike, 't verzadigd-zijn van 't oppervlakkig rationalisme. Wel lijkt die tijd toch onwaarschijnlik ver reeds, dat de ‘verlichte geesten’ op 't plein voor de kerk zaten te spotten met de domme massa, 't plebs, dat de kerk binnenging! - 't Is andersom haast geworden: de spotlach om 't bovennatuurlike heet plebejies - en de vrijdenkersverenigingen kunnen 't niet meer ontkennen, dat 't intellekt uit hun rangen is gedeserteerd. Dat is op 't ogenblik 'n internationaal verschijnsel, dat hoop geeft voor de toekomst. Als wij zien in onze dagen de vermaterializering van de massa, 't groeiende verval van 't geloofsleven in brede volkslagen, en als dat gezicht ons pijn doet omwille van die arme zielen: dan weten we toch, dat op dit verval de opbloei weer volgen moét, omdat de opbloei al begonnen is - omdat in de wereld der denkers de trek naar 't kristengeloof sterker is dan ooit - en dus daar de voorbode reeds staat van de nieuwe dag.’
M. MOLENAAR. | |
[pagina 279]
| |
De uitstraling der ziel.In 't mooie opvoedkundig boekje van Dr. C.P. Gunning over ‘Tact’Ga naar voetnoot1) staat als een der takt-middelen, dat zijn kontakt-middelen, beschreven: 't juiste gebruik van de stem: de wijze n.l. waarop we onze woorden zeggen. ‘Zijn daar niet in het leven van elk onzer oogenblikken, die zich onuitwischbaar in ons geheugen hebben gegrift, oogenblikken waarop wij diep getroffen werden door een berisping van Vader, een vermaning van Moeder, een troostwoord van een prediker, een opmerking van een vriend of vriendin? Wij kunnen dat oogenblik nog precies navoelen, zelfs jaren later, ook al herinneren wij ons niet precies meer de woorden. Het was de intonatie, de stembuiging, dat wonderlijke timbre dat ons pakte, dat echt-menschelijk begrijpen veroorzaakte, dat diep geestelijk contact gaf’. En als nieuw bewijs voor die geheime kontakt-kracht der gevoelige stem, schrijft Gunning 'n weinig verder: ‘Ik heb menigmaal personen ontmoet, die naar een bepaald ziekenhuis gingen, omdat de zusters daar zoo rustig en beschaafd spraken, omdat men daar nooit een ruw of hard woord hoorde. R.K. Ziekenhuizen schijnen bij velen om deze reden een zekeren voorkeur te genieten; ik heb gehoord dat de zusters daar speciaal les krijgen in het gebruik van haar stem. Hoevele zieken danken hun herstel niet aan de kalme, opbeurende hartelijke woorden van degenen, die hun verzorgden veel meer dan van alle drankjes, die bij hun bed stonden’ bl. 23. 't Is met de eerste maal, dat ook door andersdenkenden lof wordt gebracht aan de evangeliese vrouwen van onze zieke-verpleging. Dr. Gunning prijst ze om haar gevoelig woord: 'n Charles Boissevain deed 't om de voorname gestileerdheid van haar manieren. Beiden verklaarden deze aangename omgangs-eigenschappen uit 'n bizonder daarvoor ingericht onderwijs. Ofschoon voor ons, nietwaar, 't geheim van deze inderdaad ontroerende levensschoonheid ligt in de ascetiese zelf-tucht, in 't samenleven met Jezus, waardoor de aangeboren gratie der vrouw van zelf verzuiverd, verstild en verdiept wordt. Reeds de kortstondige gebeurtenis - elke dag - van de innig-doorleefde H. Hostie kan aan 't wezen van de mens iets onbeschijfbaars geven, dat we tedere kracht zouden kunnen noemen, heldere rust, diepe bedachtzame vreugde, verstilling om iets zeer zuivers, de uitstraling der ziel die in genade is. M. MOLENAAR. | |
[pagina 280]
| |
Onze katolieke Nederlandse kultuurOnze katolieke Nederlandse kultuur is nog altijd heel zwak. En nu bedoel ik op den ogenblik niet zo zeer de inwendige kultuur, de vorming en ontwikkeling van et dieper katolieke zieleleven, maar de openbaring van ons zieleleven in de hogere vormen van beschaving en ontwikkeling. T' spreekt van zelf, dat er van eigenlik menswaardige beschaving geen spraak kan zijn, als we onze ziel niet vormen naar de eeuwige goddelike beginselen. Ook hier ontbreekt nog zoveel in ieder van ons afzonderlik, en daardoor in ons gemeenschappelik leven, in onze katolieke gemeenschap. Maar aan onze inwendige zielevorming werken we, naar we hopen, met alle kracht, want anders zijn we slechte of liever geen katolieken, en zijn we hopeloos verloren. Daarover nu niet. Maar wat betekent onze Nederlandse katolieke kultuur in wetenschap en kunst, in de algemene geestelike ontwikkeling? Zeker we hebben onze katolieken, die ook op deze gebieden met ere mogen genoemd worden. Maar dat maakt geen katolieke kultuur, dat is maar 'n kultuur van betrekkelik weinig katolieken, en niet 'n geestelik ontwikkelde katolieke gemeenschap, niet 'n algemene katolieke kultuur. En die is nodig, nodig als brood, willen wij katolieken 'n wezenlik sterke invloed oefenen in de maatschappij, in 't geheel van de grote Nederlandse gemeenschap. Die invloed hebben wij niet, ja zelfs we hebben weinig of geen invloed. De van God vervreemde kultuur, de enkel eenzijdig menselike beschaving, die niet wortelt in 'n leven doelbeseft gericht op God, en op God alleen, die onkristelike kultuur is de sterk overheersende in onze vaderlandse gemeenschap, overal, op alle gebied, in de leidende standen van de maatschappij, en daardoor in onze hele maatschappij. Dat komt, omdat wij katolieken op verre na niet ons aandeel hebben op die uitgestrekte gebieden van alle wetenschap, van alle kunst, in een woord van heel die wijde geestelike ontwikkeling onder de mensen. Ons tekort onder de eigenlike vakmensen is niet zo benauwend, dat wordt snel aangevuld door de talrijke katolieken die hogere studies doen veel meer dan vroeger. Nu bijna overal de gelegenheid er is om in katolieke middelbare scholen de gewenste opleiding of vooropleiding te ontvangen. Maar we zijn zo ontzettend ver achter in de algemene deelhebbing aan die kultuur. Daar hebben wij 'n getal katolieken dat beschamend klein is tegenover 't grote getal van hun, die in de Nederlandse gemeenschap de Nederlandse algemene beschaving vertegenwoordigen en dragen in hun persoon, in hun gezin, in hun nauwere omgeving, en zo in de wijde maatschappij. De eigenlike kultuur bestaat niet in de geestelike beschaving van de weinige vakmenschen: Zij leiden en richten die; bereiden de weg voor die kultuur, stuwen die vooruit, maar verder reikt hun macht niet. Als er geen grote massa mensen zijn die dan die beschaving in zich opnemen, die verwerken in eigen leven, en als 'n kostbaar bezit verzorgen en bewaren en overgeven aan hun kinderen, en aan allen die | |
[pagina 281]
| |
met hunt in aanraking komen, dan bestaat die kultuur niet. En zo is et inderdaad gesteld met de katolieke kultuur. Aan beginners, leiders, richters en stuwers ontbreekt 't ons niet, maar ons ontbreekt juist de grote massa katolieken die deze beschaving, die geestelike ontwikkeling in zich hebben opgenomen, ja zelfs die deze in zich willen opnemen. T' duidelikste bewijs van dit bedroevend tekort is, dat bijna heel onze algemene katolieke beschaving gedragen wordt en gesteund, ik moet eigenlik zeggen getorst wordt met grote inspanning, door hun wier geldelike toestand alles behalve sterk is. Hoevelen zijn er onder de meer vermogenden die zich van onze katolieke kultuur ook maar iets aantrekken? Hoe dikwels moeten we in die kringen niet horen: ‘wij doen niet aan die dingen’. 'T getal van de weinige uitzonderingen die er nu ten goede zijn, moest 't getal van de uitzonderingen wezen: eerst dan konden we spreken van 'n katolieke Nederlandse kultuur. Onder die meer vermogenden beloven ook de velen, geesteliken en leken die te eenzijdig hun katolieke kultuurplicht verstaan, en die in een of ander opzicht eigenlik zelfs tot de leiders en stuwers moeten behoren, en in zekere zin ook behoren maar te eenzijdig, te beperkt, enkel en alleen wat hun eigen streng afgesloten werkkring betreft, en die zich om 't grote algemene geen zorgen maken. Wat lezen die velen? In welke richting gaat hun behoefte aan ontspanning van hun dagelikse vak- of ambtsarbeid? En zo veel andere vragen die alle betrekking hebben op de stand van hun geestelike ontwikkeling. En als de grote massa van de in geld beter gestelden, zo armelik is gesteld in de geestelike beschaving, is et dan te verwachten dat er 'n katolieke kultuur is onder de grote massa; die voor hun levenswijs zich laten richten door hun die ze ‘de rijkdom’ of ‘de hogere standen’ noemen? Hogere standen zijn ze zeker niet, want hogere standen zijn de dragers van hogere kultuur. Moet 't ons dan verwonderen, dat nog door zovelen 't katolieke leven wordt geminacht, als dat katolieke leven zo weinig openbaart van uitwendig hoger leven op alle gebied? Maar dan zijn wij katolieken de schuld, dat van die hogere kultuur aan God niet de eer gegeven wordt, die Hem daar toekomt, en Hem alleen, die er de enige bron en oorzaak van is. Wij katolieken verzuimen daarmee ook een van de allerbeste menselike middelen om God te brengen aan onze van Hem vervreemde evenmens, wat toch naar best vermogen onze ernstige plicht is. In heel onze Europese samenleving, dus ook in onze Nederlandse, is er geen uitwendig middel van dieper en sterker werking op de zielen van onze medemensen dan 'n sterke bloeiende katolieke kultuur. Door die katolieke kultuur zullen wij in hun wakker maken eerst 'n menselike achting en waardering voor 't katolieke geloof, dat in alle eeuwen de altijd werkende oorzaak is van 'n hoge beschaving. En dan, met die waardering verwekken wij in hun de eerbied voor 't goddelike levensbeginsel van die katolieke kultuur, voor de kristelike leer en | |
[pagina 282]
| |
voor Kristus zelf. Maar dan vindt de genade Gods 'n goed bereide grond, waarin 't zaad van Gods barmhartigheid kiemen en groeien zal tot heil van zovelen die met ons samenleven. Hier is voor ieder van ons, maar ook werkelik voor ieder van ons 'n zeer ernstige taak. H. MOLLER. |
|