De heilige vasten van St. Jan
Heb ik 't meisje niet benijd met de waterkruik: dat is heel haar zorg. Haar lach in de morgen tussen de gras-glooiingen: 'n zegezang over 't leven, over de dood.
In mij echter: hoe zal 't zijn als ik getuigen moet? mijn schuwheid, Heer God, en mijn onwaardigheid; de verleidingen van mijn bloed. -
De spanningen van mijn geest hebben me gemaakt tot 'n zonderling in de gemeenschap: aan de stadspoort verstond ik hun woord niet: mijn eigen woord verdook in de verbaasde stilten van die me aanhoorden.
Want één was er, dat maar bestond: daartoe de dagen en nachten al dichter mij aanvoerden. Zij die met mij omgingen, wisten dit niet: dat was 'n vreemde vereenzaming: verdriet en blijdschap, meer echter de angst, omdat wat ik niet kende, al dichter en zeker nabij kwam. -
Maar toen - was 't 'n dag of 'n nacht? - de schaduw van uw heilige vogel, de Geest Gods, voer om mijn ziel: 't geweld van zijn helder geluid en de aandrift van zijn krachtig wezen diep in me zelf: er bleef van me zelf niets meer over.
‘Vergeet de gemeenschap in de ruigten der woestijnen. Hij gaat voorbij aan de brasser, aan de woekeraar, aan de verkrachter, aan de dief, en de man met 't heilig masker: maar de onschuldige houdt Hij staande, de boetvaardige vertedert Hem: de argeloze voert Hij langs onveilige haag: Hij is 'n heldere kracht in de schreiende nacht. -
Nu echter, Heer God, aanzie de ootmoed van mijn rouwmoedige vastendagen, waarvoor ik U dankzeg. Mijn lichaam dor als sprinkhaan, bitter als prikkel van wilde honing aan m'n maaltijd. Mijn kleed van kemelhaar 'n schurende brand in deze nood aan schaduw en waterbron, in deze verveling van zand, in deze dood van geluid: en de wanhoop van 't altijd eendere vóór en achter, omhoog en omlaag: strak en grimmig, zonder verlossing.
Maar binnen in de verhelderde ziel - 'n open en blote vlakte onder uw aangezicht - verzamelen zich de woorden van m'n getuigenis tot 'n kracht, Heer God, tot 'n al rijzender, vlammender kracht, tot 'n al-zekerheid: hoe lang nog?
De uitgestrektheden der wereld benauwen mij.
M. MOLENAAR M S.C.