't Geestelik boek.
C.A. Terburg o.p.: het innerlijke leven. de gemeenschap: Utrecht.
Als de verwekker der grote gedachten, die leven en kunst weer moeten beheersen tot verkrijging van 'n katolieke gemeenschap en 'n katolieke gemeenschap-stijl is Pater Terburg sinds enige jaren krachtig arbeidzaam. Hij is 't immers die de vertaling en de bewerking gaf van Maritains Art et Scolartique, in ‘De Morgen’ 'n vaste rubriek heeft over 't geestelik leven, de verklarende inleiding schreef op Marnix Gijsen's dichtbundel Het Huis: en de geestelike leidsman is of was van de Nijmeegse kunstgroep: de Ploeg.
‘Het innerlijke Leven’ is 'n samenvatting van de konferenties in dat Nijmeegse midden gehouden: werk van sterk gehalte: niet alleen om de vaste klaarheid der gedachten, maar tevens om de onverbiddelikheid, waarmee de eigentijdse gebreken en halfheden in 't aanschijn der eeuwige waarheden worden aangetoond en veroordeeld: waarmee de geloofsbeginselen worden doorgevoerd tot in alle menselike levens-verrichtingen toe.
Gewoonlik zien er zulke boekjes geheel anders uit: volkomen ortodoks - en wat dat aangaat, met 'n verdiend ‘imprimatur’ - maar in 'n verwoording die in de vooronderstelde bedoeling, waarmee er gesproken of geschreven moet geweest zijn, haar verklaring niet vindt: en die derhalve als gewauwel of mooidoenerij de normale lezer volstrekt onverschillig laat.
Hier echter is direkte weergaaf: is er priesterlike bekommernis om zielen aan 't woord, die zonder diplomatie en in de kristelike ongebondendheid waarvan S. Paulus spreekt, met apostoliese aandrang, de samenleving ontrukken wil aan 't geen in velerlei gedaanten werkt aan haar langzame maar zekere destruktie.
O de moderne ziel en haar eigen kwalen is aan deze prediker van geestelike verrijzenis zo goed bekend: dit is geen betogen tot 't geslacht dat na welbesteed leven nu waardig rust, terwijl de tijdgenoot, onstichtelik misschien maar toch zo begrijpelik en daarom vergeeflik, telkens weer geeuwtjes doet. Want nietwaar, dit betoog is niet voor hém: hij wil ándere vooruitzichten, hij heeft ándere kwellingen, hij leeft in 'n andere tijd: hij wordt met z'n eigen zielsnood niet ontdekt.
Hier echter werd geweten en pregnant gezegd, wat juist de christenen van deze tijd strijdend in de groot-worsteling met de drie mogelikheden, maar toch sterk begerend naar de kristal-heldere evangeliese levens-ordening, nodig hebben om doelmatig ten zege te komen: niet moedeloos om eigen dagelikse geheime desertie, niet laf in overleg met 't kwaad, niet overmoedig op mogelik welslagen, niet verschalkt door de schijn en de goedpraterij.
Ik weet wel: 'n zekere goede lezer, gewend aan zalving en gewichtige, bedaarde, hoogst wegvoegelike en zeer verstandelike uiteenzettingen, zal ontstemd