tekenen uit tijden van zielezwakheid van z'n bewoners en van z'n bestuur, vooral in de 19e eeuw.
Die uitbouwingen van de 17de eeuw met hun grootse grachtengordels, en van de 20e eeuw met hun geweldige nieuwe wijken en parken, zijn 'n voorbeeld voor andere steden, al moeten en mogen ze zeker geen slaafse navolgers zijn van de Amsterdamse school van heden. Ik ben 't daarom niet eens met Prof. Brugmans (blz. 19) dat Amsterdam ook in z'n nieuwe grote uitbreidingen 'n waterstad had moeten blijven. Waarvoor zouen die talloze nieuwe grachten hebben moeten dienen? En toch hun nut en hun noodzakelikheid alleen konden hun aanleg rechtvaardigen; 't derde Amsterdam mocht geen waterstad meer zijn, omdat die nieuwe uitbreiding veel minder waterverkeer nodig had als de twee andere steden. En dat 'n mooi karakteristiek stadsbeeld bij 't ouwe geschapen kon worden, tonen de nieuwe kwartieren van de allerlaatste jaren. Ook lijkt me niet juist, dat 't museumkwartier de best-geslaagde wijk is van nieuw Amsterdam (blz. 21): wel de duurste huizen staan daar, maar de mooiste nieuwe wijk is 't zeker niet.
Ik geef hier 'n zevental afbeeldingen als voorbeelden van de talloze platen in dit mooie boek, en tiepeer met 'n kort onderschrift hun bedoeling.
'N paar aanmerkingen. Er zijn enkele versieringen aangebracht in dit boek, die opzettelik ervoor ontworpen schijnen, en die zijn hopelos lelik. Dat zijn 't kopen 't sluitstuk van den inhoud vooraan, en blz. 22 't sluitstuk; onzinnig banaal, vooral dat kinderachtig gekrulde ankertouwtje onder Inhoud. En waarom heten de kopstukken van de bladzijden ‘en tête’? en de sluitstukken ‘cul de lampe’?
Een zin is heel ongelukkig. ‘In Vingboons' laatste jaren werd de smaak van de tijd meer eenvoudig en sober’ (dat is toch zeker 'n verdienste!) ‘ook deze knappe bouwmeester kan zich daaraan niet ontrekken; hij ging huizen bouwen, die eigenlik geen andere versiering hadden dan om de deur en in de geveltop; de klassieke pilasters verdwenen geheel. (blz. 17). Dat was de eenvoudige, nuchtere, om niet te zeggen armoedige stijl’.
Armoedig, dat is waar, werd de stijl, niet omdat ie eenvoudig en sober was, maar omdat de inwendige rijkdom verminderde in geest en gemoed van de mensen op 't eind van de 17e en in de 18e eeuw. De weinige kunstverklaringen die in 't boek staan, zijn wel 's minder gelukkig.
Wie iets voelt van rechtmatige trots op ons aller hoofdstad, terecht de hoofdstad van alle Nederlandse gewesten, zal in dit boek telkens en telkens weer vinden sterke en zuivere schoonheid, als uiting van sterk en machtig leven, dat hoge hoogtes heeft gekend, van 'n leven ook met diepe inzinkingen, - in 't godsdienstige, in 't maatschappelijke, - als rechtstreeks gevolg van de rijzingen en dalingen in 't persoonlike leven; van gemeenschapsleven dat hoogst belangwekkend is, en ons telkens opnieuw boeien zal in de gedenktekenen en bewijsstukken tot de dag van heden toe, hier met zo gulle hand aangeboden.
H. MOLLER