Roeping. Jaargang 4
(1925-1926)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
De groote drijverGa naar voetnoot*)2e Perspectief.
Binnenhof karavaanherberg in Turkestan Twee kameeldrijvers.
1e Kameeldrijver.
Op mijn ouden dag kan ik weer gaan gidsen.
2e Kameeldrijver.
Je hebt toch groote kudden gehad toen je aan de rivier woonde.
1e Kameeldrijver.
Hier in dit vervloekt land keert alles tot ellende. Mijn kudden werden me door Tchunguzen geroofd, mijn herders hebben ze gedood. En de rivier is weg.....
2e Kameeldrijver.
De rivier weg?
1e Kameeldrijver.
Ik woonde nabij het Lop-Nor. De rivier is verzand en het meer heeft zich verplaatst. Wat zijn mijn huis en landerijen nu nog waard? Twee dagreizen verder vind je eerst water.
2e Kameeldrijver.
De duivels regeeren dit ongelukkig land.
1e Kameeldrijver.
Daar, ver in het westen... ligt het paradijs. | |
2e Tafereel
Klein vergaderzaaltje. Na afloop eener vergadering zijn eenige bezoekers blijven napraten.
| |
1e Tooneel.(Holset, Lebon, Zeromski.)
Lebon.
Ik kan het er toch niet mee eens worden.
Holset.
Dat zou me ook verwonderen... Overigens heb ik nog maar enkel het probleem gesteld.
Zeromski.
Kinderbeperking is de eenige remedie.
Holset.
Daar kom ik tegen op, zoo hard als de kapelaan hier, die 't nooit eens is | |
[pagina 158]
| |
met mij. We moeten geen natuurwetten schenden, dat is moorden bij voorbaat en in de toekomst.
Lebon.
Tot die conclusie komen de menschen toch als ze jou hooren.
Holset.
In noem maar feiten en cijfers. Feit blijft dat in Europa en groote deelen van Azië per vierkante kilometer veel te veel menschen wonen, te veel om in alle omstandigheden behoorlijk te voeden, te veel om allemaal werk te verschaffen. Cijfers somde ik op tot vervelens toe. Dat kan op die manier geen halve eeuw meer doorgaan of er komt een catastrophe als nooit te voren gekend.
Zeromski.
Daar willen de communisten....
Holset.
Praat me van geen stelsel, jij huis- en tuin-Lenin, géén stelsel kan daar iets aan veranderen! In den grond blijft het een rekensom.
Lebon.
Waarom interesseer je je daar toch zoo voor?
Holset.
Waarom ging Pater Damiaan onder de melaatschen wonen? U gelooft toch niet dat ik uit grondspeculatie binnenlanden in andere werelddeelen heb opgekocht?
Zeromski.
Als U de kinderbeperking niet aandurft, wil U dan de huwelijken rantsoeneeren? Per duizend aanvragen vierhonderd bijvoorbeeld!
Holset.
Wat ik wil is me zelf niet geheel klaar. Maar we loopen op den duur in ellende vast. Europa is te dicht bevolkt en leeft te duur nog bovendien. Onze steenen huizen, veel en zware kleeren, onze weelde in bijna alle lagen der bevolking - een weelde waarvan we ons zelfs niet meer bewust zijn - dat alles moet tot iets fataals leiden. Over dit probleem denk ik na.
Lebon.
En dan is de wereld veranderd. | |
2e Tooneel.(Vorigen Kahn, Holset.)
(Kahn, Holset op voorgrond roepend.) Zeg, die kip klampte me aan. Ik geloof dat ze aan de deur van de zaal op je wachtte.
Holset.
Was ik maar niet naar dat concert gegaan!
Kahn.
Een verovering? | |
[pagina 159]
| |
Holset.
Ik beleger geen vestingen, dat weet je. Openen ze bij mijn nadering onder gejuich de poorten, dan trek ik aan den een kant binnen en aan den anderen kant er weer uit. Maar wat wil ze eigenlijk?
Kahn.
Ze wou je wat vragen.
Holset.
Toch niet over asperges of de shimmy?
Kahn.
Neen over je speech!
Holset.
Raad haar dat af, zeg......
Kahn
(Lotte wenkend):
Wees niet onhoffelijk. Luister nu maar en hou je goed.
Lotte.
Ik wou U nog wel complimenteeren; ik vond het heusch aardig en interessant.
Holset.
Mijn onderwerp was zeker interessant. Maar aardig?... Ik vind U aardig!
Kahn
(mompelend):
Maar interessant?
Lotte.
U spot altijd... Ik heb werkelijk met belangstelling alles gehoord.
Holset.
En wakker gebleven?... Hulde!
Lotte.
Ik hoop U daarover nog eens te kunnen praten.
Holset tot Kahn.
Acteert ze nu als engel of als duivel?
Lotte tot Kahn.
Wat bedoelt ie daar weer mij? Hij is altijd dubbelzinnig.
Holset.
Neem me niet kwalijk; ik moet mijn tegenstanders daar achter tenminste ridderlijk groeten voor ik wegga. (tot Lebon):
Om even op 'n woord van straks terug te komen: zeker, de wereld is niet genezen met over een kwaal - of een der kwalen - waaraan ze lijdt na te denken.
Lebon.
Hier kan God alleen helpen.
Zeromski.
Zoo ben je gemakkelijk ervan af. | |
[pagina 160]
| |
Holset.
Ik geloof dat God in de natuur de krachten heeft gelegd die bij ziekte ervan de genezing ook weer voortbrengen. En ik denk dat we - voor we een mirakel vergen - met ons gezond verstand dat moeten hebben gedaan wat we vermogen, om mensch of maatschappij te genezen.
Lebon.
Wel een erg vaag Godsvertrouwen.
Holset.
Denk aan de gelijkenis der talenten.
Zeromski.
Wat wil je nu eigenlijk?
Holset.
Genezen en voorkomen, hoe staat nog niet vast. Misschien als chirurg. Voorloopig vestig ik de aandacht op de feiten en op de noodzakelijkheid eener internationale distributie van Europeesche en Aziatische bevolkings-overschotten.
Zeromski.
Allah is groot en Holset is zijn profeet.
Holset.
Scheld me maar voor profeet, daarvoor wil ik profeet zijn en heeten!
Kahn.
Begin een campagne voor kloosterroepingen. Een prachtig middel dat ons de katholieke middeleeuwen aan de hand doen!
Lebon.
Ik vind het beschamend dat een andersdenkende dat zeggen moet, meneer Holset.
Zeromski.
Trouwens ook de Buddhisten kenden kloosters.
Holset.
En de oude Peruvianen, enz.... Och het middel is subliem maar nu niet meer afdoende... en bovendien, ik, als leek, zou het celibaat preeken, terwijl de geestelijken van den kansel roepen; de wiegen mogen nooit leeg wezen.. Vaarwel ik moet een jonge dame naar huis brengen. Vannacht kunt ge dus nog gerust slapen. Ook ik zal dat pogen,... wanneer daar straks de demonen van de romantiek me niet te pakken krijgen.... Kom, juffrouw Dielen, U hebt me nog inlichtingen te vragen!.... Ik wensch U allen goeden nacht.
Lotte
(bij 't heengaan):
Heusch, ik wil U over de overbevolking spreken.
Holset.
Kijk me niet zoo aan, want dan antwoord ik alléén maar over je oogen! | |
[pagina 161]
| |
3e Tooneel.(Vorigen, behalve Holset en Lotte).
Zeromski.
Wat is dat toch voor welbespraakte vent?
Lebon.
Is die ook nog 'n beetje Don Juan?
Kahn.
Eer wat te veel Parcival of juister een mengsel van allebei, 't ligt er maar aan van welken kant je hem bekijkt.
Lebon.
Hij lijkt me erg gauw onder den indruk!
Kahn.
Maar tegelijk allervlugtigst en heel voorbijgaand! 't Kan nooit kwaad.
Zeromski.
't Ergste wat een meisje hem verwijten kan!
Lebon.
Gaan de heeren mee in de richting van de markt.
Kahn.
Graag, eerwaarde, ik wou toch nog eens met U praten over de mystiek van Sint Jan van het Kruis. | |
4e Tooneel.(Vorigen, Holset).
(Holset terughollend): Ik heb m'n portefeuille laten liggen.
Grabski.
Daar achter op dien stoel.
Holset.
Adieu!!! anders wordt ze nog boos.
Lebon.
Loop maar hard, vredesapostel.
Holset
(wegloopend):
Ik ga me tot Uw inzicht bekeeren: geen vrede kom ik brengen maar het zwaard! | |
3e Perspectief.
Mongolië. Tent. Eenige Mongolen en Turkmenen zitten om een houtskoolvuur.
1e Mongool.
Dat onderlinge oorlogvoeren moest uit wezen. Dan helpen de blanken den een, dan weer den ander..... totdat we allemaal hun slaven zijn.
Turkmeen.
De dagen van Dschengis zijn voorbij. | |
[pagina 162]
| |
3e Mongool.
Men beweert dat het blanke ras begint te rotten.
1e Mongool.
Gevaren van de weelde. Misschien komt onze tijd weer opnieuw.
Turken.
We moesten onze volken weg kunnen rukken uit deze vervloekte kale, onvruchtbare landen. Hier moeten we dieven en moordenaars worden.
3e Mongool.
De levende Buddha zou hebben gezegd dat er een profetie bestaat, die voorspelt dat wij allen nog eenmaal een verre reis naar een zacht en rijk werelddeel in het Westen zullen ondernemen. | |
3e Tafereel.
Holset's kamer als kantoor ingericht.
| |
1e Tooneel.(Lotte, Kahn.)
Kahn
(binnentredend):
Zoo, zoo; hier is in een half jaar tijd toch wel wat gebeurd. Juffrouw Lotte als secretaresse.
Lotte.
Als typiste:
Kahn.
Wat ben je bescheiden... En hoe bevalt het je?
Lotte.
Interessant is het hier wel, en geleerd, maar....
Kahn.
Je had wat anders verwacht.
Lotte.
Eigelijk wel; toen ik hem zoo voor het eerst leerde kennen, sprak ie heel anders.
Kahn.
In zijn vrijen tijd en bij wijze van tijdpasseering kan ie heel aardig zijn voor meisjes!
Lotte.
Hij beduidt toch wel meer dan wij meenden, maar hij is soms erg teruggetrokken. Vooral sinds die Rus Kolzoff hem zoo'n beetje het hoofd op hol heeft gebracht.
Kahn.
Ik hoor menschen.
Lotte.
Als je van den duivel spreekt... daar heb je dien Rus. | |
[pagina 163]
| |
2e Tooneel.(Vorigen Kolzoff, Warja, Lotte stelt beiden aan Kahn voor).
Kolzoff.
Hier zijn we in 't hol van den leeuw.
Warja.
Zoo, hier huist dus je protégé.
Kolzoff.
Protégé? 't Eenige wat ik doe is den meester in staat stellen zijn campagne voor een systematische bewoning der aarde zonder geldzorg door te zetten. Zie je, daar zijn nu die vuile met valutaspeculaties verdiende dollars nog goed voor.
Warja.
Je houdt toch nog wel wat over?
Kolzoff
(cynisch):
Genoeg voor 'n souper en 'n ring met brillanten.
Warja.
Hoe ziet die zonderling er uit.
Kahn.
Op 't eerste gezicht heel gewoon.
Kolzoff.
Interesseert je dat meer dan zijn groote ideëen?
Helga.
Daar heb je me gisteren onder de pauze al een half uur mee verveeld: de volkenbond moet een grootsche emigratie propageeren en organiseeren. Voila!
Kahn.
Ik heb door m'n reis in de laatste acht maanden de beweging niet meer kunnen volgen..... Hoe staat 't ermee.
Kolzoff.
Juffrouw Lotte kan het best weten.... Is die Amerikaan nog in de stad?
Lotte.
Die gezantschapssecretaris of die dweper?
Kolzoff.
De officieele!
Lotte.
Holset is er juist heen, maar kan elk oogenblik terugkomen.... Ik geloof niet, dat ze in Amerika veel voor een radicale regeling voelen. Noord-Amerika weert de katholieken en orthodoxen, Zuid-Amerika wil zoo weinig mogelijk Slaven en Germanen om niet overrompeld te worden.
Kahn.
Hoe gaat 't met het boek van Holset. | |
[pagina 164]
| |
Warja.
O, schrijft die ook al boeken?
Kolzoff.
De hooggeborene ontwaakt!
Warja.
Warja Durasorte, dramatische sopraan....
Kolzoff.
Op cabaretprogramma.
Warja.
.... stelt belang in kunst en wetenschap.
Kolzoff.
In 's hemelsnaam dan maar.... Ja, van dat boek gesproken, het wordt heel druk gecommentarieerd en nog weinig gekocht. Bijna ieder recensent geeft hem tenslotte gelijk, maar niemand steekt een vinger uit om de organisatie die hij voorstelt effectief te maken.
Kahn.
Ik meen toch gehoord te hebben, dat zich in Weenen een Holsetclub heeft gevormd.
Kolzoff.
Hij steunt op de Russische studenten in bijna alle groote steden.
Lotte.
Hier ook; de Russische groep van onze technische Hoogeschool dweept met hem als met een profeet.... Een is er bezig zijn boek te vertalen. De afgestudeerden gaan in Rusland groote propaganda maken, vooral Darkhine.....
Warja.
De jonge baron Darkhine, onze nieuwe dichter?
Lotte.
Ik geloof dat we weer een duivel op z'n staart gaan trappen. | |
3e Tooneel.(Vorigen. Holset, Darkhine, gevolgd door eenige Russische studenten.)
Kolzoff
(voorstellend):
Een nieuwe bewonderaarster: Warja Durasorte.
Holset.
Een nederig mensch: ik zelf.... Ah, monsieur Maurice, kom je weer opduiken.
Warja
(tot Kolzoff):
Wat lijkt die erg gewoon.
Kahn.
Ik ga terug, ik ben uitgeboemeld. Ik wou je natuurlijk nog even ‘Adie’ komen zeggen. Hoe gaat het? | |
[pagina 165]
| |
Holset.
Goed en slecht! iedereen gelooft me en niemand doet wat! Ik trek prachtige zalen, krijg razend applaus, m'n boek wordt erg geprezen, zelfs af en toe gekocht, daar blijft het bij. Ik raak in de mode; na Freud, Tagore, Einstein... ook Holset. Daarvoor leef ik intusschen niet!
Kolzoff.
Wat zei de Amerikaan?
Holset.
Hij interresseerde zich enorm voor mijn idee, was beleefd als een kellner, maar bracht me tevens de boodschap, dat de gezant er niets van hebben moest en de president nog minder. De Zuid-Amerikanen voelen wat ervoor, doch alleen onder voorwaarden van volkomen politieke rechteloosheid der beide eerste geslachten. Ik word 'n beetje moedeloos.
Darkhine.
Geloof je nog altijd aan een vreedzame oplossing van het probleem?
Student.
Of aan een regeling door den volkenbond?
Holset.
Eerlijk bekend: ik heb er altijd aan getwijfeld. In mijn onderbewustzijn heb ik sinds lang de gewaarwording dat gewelddadigheden niet zijn te vermijden.
Kahn.
Herinner je je dien tekst van kapelaan Lebon?
Holset.
Geen vrede kom ik brengen, maar het zwaard! Dat Evangeliewoord begint me te obsedeeren. Honderdmaal overtuig ik me en laat ik me overtuigen door Evangeliekenners van alle gezindten, dat dit woord eigenlijk een negatieve bedoeling heeft: door Mij zal niet de vrede in Uw leven komen, doch het zwaard Mijner vijanden. Het baat niet. Telkens opnieuw schreeuwt het in mijn ziel en wekt het een onverklaarbaar elan naar groote dingen op, groote dingen van oorlogszuchtigen aard..... bij mij den anti-militairist.
Darkhine.
Je moet weg uit dit wereldje van dilettantisme.
Warja.
Reis met ons naar Rusland! Nu 't Bolchewisme van aard veranderd is en weer een echt Russisch bewind geworden, gaan de meesten van ons terug. Ga mee, hier leeft geen geestdrift meer.
Darkhine.
Geen geloof tot een geweldig ideaal! | |
[pagina 166]
| |
Holset.
Dáár kan de leer nog het leven wezen; meer dan hier in elk geval! Ik hel tot die gedachte over. (telefoon schelt).
Mijnheer Kolzoff is hier..... een oogenblik..... Mijnheer Kolzoff, de Russische consul!
Kolzoff
(na even luisteren):
Vervloekt, begint de ellende weer?
Warja.
Wat is er aan de hand.... Oorlog?
Kolzoff
(telefoneerend):
Ja, ja, dat zal wel moeten.... intusschen dank. (tot de anderen):
Spanning tusschen Rusland en de randstaten.... over de Rumeensche kolonisten in de Krim. Als we naar Rusland terug willen, moeten we ons haasten! laten we den nachttrein nemen.
Darkhine.
Het oude liedje.... te veel menschen op te weinig grond.... Reis mée af, Holset!
Warja.
Ik introduceer je bij mijn oom in Odessa!
Holset.
Vanavond treffen we elkaar in den nachtterrein.
Kolzoff.
Laten we dan voortmaken, we hebben maar een halven dag om ons te prepareeren. (Russen haastig af).
| |
4e Tooneel.(Holset, Kahn, Lotte.)
Kahn.
Een dramatisch afscheid nemen we nog.
Holset.
Ik voel dat groote dingen komen.
Lotte
(zwak):
Zou ik in zijn betrekking kunnen blijven?
Holset.
Hé... Neen, dat gaat niet.... Wat zou je voogd zeggen als je mee naar de Krim wou. Blijf liever hier; voorloopig is 't leven voor jou hier nog veel plezieriger.
Lotte
(onzeker):
Voor mij toch niet zoo..... | |
[pagina 167]
| |
Kahn.
Zeg, die gestrande prinses, een mooi wijf.
Holset.
Ja! In de agitatie heb ik dat niet zoo gemerkt... Ja,...
Kahn.
Pas maar op! Iemand met groote idealen, moet zich vrij weten te houden... Ze lijkt me wel gevaarlijk.
Lotte
(weifelend)
Ze was de vriendin van minister Elving.
Holset.
Je bent goed op de hoogte.... Toch heb je gelijk, Kahn, ik moet oppassen... Hoor eens Lotte, als je voogd het toelaten zou - waaraan ik hard twijfel - ga dan mee of kom na bij gelegenheid. Ga hem eens erover spreken.
Lotte
(snel en verblijd afgaande)
Ik zal 't probeeren. | |
5e Tooneel.(Holset, Kahn.)
Kahn.
Waarom wil je haar nu meenemen?
Holset.
Ook in mij strijdt het al-te menschelijke met het boven-normaal-menschelijke.... Het boven-normale dient sterk te blijven.
Kahn.
Daarom neem je je typiste mee?
Holset.
Mijn bliksem-afleider! Ik vind haar aardig; maar ze heeft niet type of psyche die me het hoofd doen verliezen. (Telefoon schelt).
Hallo.... Russisch consulaat.... Ja, ik kan wel even komen.... (tot Kahn)
Loop nog 'n eindje mee; de Russische consul moet me spreken.
Kahn.
Wat wordt het dramatisch afscheid nog gewoon!
Holset.
Troost je. Hier is het buitengewone gewoon geworden! (Beiden af).
|
|