Wereldherstel
We willen de wereld weer brengen bij Kristus; we willen de mensen weer gelukkig maken door hun sterke liefde tot God.
Niet onze woorden vooral wekken de liefde voor God in de harten van onze medebroeders, maar wel onze daden. T' woord dat onze mond spreekt, moet z'n waarheid bewijzen door onze daad. T' woord alleen vervliegt in de lucht, en 't is 'n ijdel rumoer, als van de wind die blaast, en voorbij gaat, en er is niets meer.
De daad verklaart 't woord; de daad maakt 't woord verstaanbaar voor de eenvoudige zielen, die geen diepzinnige bewijzen kunnen verstaan. De werkelikheid van et leven spreekt voor hun verstand, als de bliksemstraal voor hun oog, plotseling en fel; de liefdedaad van hun medemens ontroert hun hart, dat voor de liefde zich niet sluiten kan, omdat liefde liefde verwekken moet.
T' mooie woord wordt geprezen door de wijzen der aarde; en 't is de schijn van autolicht in de verte, bij donkere nacht in 'n lange rechte laan van bomen, et verdwijnt, en is weg. Maar de durende levensdaad van 'n mens die God liefheeft, staat, 'n onvergankelik monument dat gezien wordt door de ogen van allen die daar langs gaan op hun weg, altijd.
T' woord alleen verbitttert de door et leven teleurgestelden, de armen, de verlatenen, de miskenden, hun die onrecht lijden; 't mooie woord is hun 'n huichelende leugen. Maar de goddelike daad van et leven spreekt waarheid; en waarachtig is de rijkdom en de troost van de goddelike liefde, en 't recht dat God zelf is in et diepste van hun zielen, door alle onrecht van de tijdelikheid heen in de blijvende eeuwigheid.
We willen de mensen weer gelukkig maken door ze weer te doen leven in de liefde met God. Maar de grote massa is heengegaan van et kristendom, omdat ze geen offers meer zien van ons die zeggen dat we kristenen zijn; geen offers van ons die zeggen dat we horen bij Kristus en bij Kristus' kruis, geen offers van ons die zeggen met onze woorden, dat we God alleen liefhebben, dat we de dingen van de aarde niet willen, maar God alleen.
We willen de wereld brengen tot Jezus Kristus. Dat kunnen we niet, als we niet 't zelfde doen, wat Kristus heeft gedaan alle dagen van Zijn menselik leven hier op aarde tot aan Z'n dood; 't voortdurende onafgebroken offer opdragen aan de hemelse Vader, 't offer van ons zelf. Alleen 't offer kan de wereld redden, omdat alleen 't offer uit liefde voor God en uit liefde voor de mensen om God, Gods liefde kan verhaasten over de mensen.
Zovelen van onze medebroeders in de wereld, hebben evenals wij zelf dikwels meer genade nodig van God, dan ruim nodig is om weer tot God te komen, en weer gelukkig te zijn in Zijn onmetelike liefde; meer genade dan God als 't ware zonder ons voor hun bestemd heeft. God heeft die overvloedige genade, prakties zo nodig voor onze broeders, gelegd in onze handen. Geven we die