Het is de aarzeling, het is de schuchtere vraag, het is 't voorlopig maar rangschikken: straks zullen we zeker weten, weten we fijn en beslist, wat ons te doen staat, doen we de daad.
Rafael zegt: ‘De ziel durft haar vrijheid niet aan, terwijl ze haar knechtschap verafschuwt.’
Gij - red haar uit 't vermoeden en de vertwijfeling weer terug tot de heldere beslistheid: geef haar de daad. Geef haar weer 't deel aan uw arbeid, die zo rustig en groot verloopt, verhef haar boven 't veelvoud der afzonderlikheden tot in 't oneindig ruim van uw eenvoudig Wezen, waar uw verheven scherts weerklinkt over haar plechtige zelfgenoegzaamheid, over haar zorgzame peinzerij, en over de rijkdom, die ze vergat in leen te zijn.
M. MOLENAAR, M.S.C.