Roeping. Jaargang 3(1924-1925)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 507] [p. 507] [Henri Bruning] Het hart VI. Wat is mijn hart voor u, dit éne hart, dat wil gebroken zijn om uwe grote nood. - 't Breekt nooit gehéél, en nooit, wat brak, geheel om ù. En àls het brak, gehéél, en heel om ù - wat is dit éne hart dan nog bij uwe nood. - 'n Nodeloos brood, nu zó vélen om voedsel vroegen. Maar wàt, als 't breken van dit altijd-menslik en zelfzuchtig hart nóóit algeheel was, nóóit alléén om ú, nóóit, nóóit die blijde Offerdood voor al zijn Broeders. - Een schuw gekweld gaan, 'n altijd zich schuldig voelen (ogen, ogen klaagt mij niet zo aan), één lange angst om al de hongers die het nooit verzaadde en nooit verzaden kàn. En stadig klaagt een pijn in iedere eigen vreugd: aan iedere vreugd knaagt 't onrechtmatig voorrecht, en iedere vreugd vervreemdt zo van uw nood. Ik blijf een doelloos dier dat om te leven eet en om te eten leeft. Neen neen, er is niets tussen mij en u, niets van die zingende verwantschap, van die broedergemeen- schap die mij verblijdde - - - Want wat ik geven kòn: àlles: één hart - was pover, en wat ik gàf - was niets. HENRI BRUNING [pagina 508] [p. 508] De lantaarn-opsteker Hij is een kleine, oude man: hij doet mij aan Zacheus denken. En werd ook die niet, toen de Meester kwam een dier geringen die wij niet gedenken. ◽ ◽ ◽ Langzaam, over en weer, en iedre avend, gaat van paal tot paal, van straat tot straat zijn sjofelheid: die ziet niet op, die ziet nooit op: zijn arbeid is gering en in een poovre wijk, maar schamelst 't aandeel aan het grote leven. En zelve weet hij niets van 't zachte beven der blijde kleine lichtjes die achter hem ontluiken: zijn arbeid is gering: nooit was hij voor iets anders te gebruiken. Even ziet hij omhoog als hij een lamp aantrekt - daarna zakt weer zijn hoofd omlaag. Hij niet, en niemand ziet hoe 'n ogenblik het licht stil om zijn schouders vlaagt. Hij is een kleine oude man: 'n jongen achter hem blaft ‘sjok-sjok-sjok’. Hij, in gedachten, altijd in gedachten, loopt met zijn lange stok als 'n oude patriarch met zijn staf: zijn hand omklemt hem blij en zacht, zijn oog genegen en afwezig lacht. HENRI BRUNING Vorige Volgende